Provinciale Staten van Noord-Brabant (1814-1861)
In het bestand zijn de volgende functies opgenomen:Toelichting:
Institutionele toelichting Provinciale Staten van Noord-Brabant (1814-1861)
Naam:
De grondwet van 1815 spreekt over de Staten; de grondwet van 1848 over de Provinciale Staten. Aanvankelijk was de naam Staten van Braband, dit werd per 15 september 1815 Staten van Noord-Braband en per 15 oktober 1848 Staten van Noord-Brabant.
Datum oprichting:
De benoemingen werden gedaan bij kb van 29 augustus 1814. De eerste vergadering vond plaats op 19 september 1814.
Vestigingsplaats:
's-Hertogenbosch.
Zetelaantal:
1814-1815: 52.
1815-1850: 42.
Sedert 1850: 64.
Zetelverdeling:
1814-1815: ridderschap 9, steden 26, landelijke stand 17.
1815-1850: ridderschap 7, steden 21, landelijke stand 14.
Sedert 1850: 9 kiesdistricten.
Zie bijlage.
Zittingstermijn:
1814-1825: drie jaar.
Sedert 1825: zes jaar. De overgangsregeling bepaalde dat leden die in 1825 gekozen waren zitting hadden tot 1829, en leden die in 1826 gekozen waren tot 1831. Vanaf de verkiezingen in 1827 was de zittingstermijn zes jaar.
Rooster van aftreden:
1817-1825: jaarlijks trad een derde deel van de leden van iedere stand af. Om in buitengewone vacatures te voorzien werd voor elk lid een plaatsvervanger gekozen, die in geval van overlijden of ontslag optrad.
1825-1850: om de twee jaar trad een derde deel van de leden van iedere stand af. Het stelsel van plaatsvervangers verviel. Ontstond een tussentijdse vacature dan moest een nieuwe vergadering van het kiescollege plaatshebben. De verkiezingen vonden van 1817-1850 op 1 juni plaats, de leden traden op 1 juli af.
Sedert 1850: om de drie jaar trad de helft van de leden af. De periodieke verkiezingen werden gehouden op de tweede dinsdag in mei, op de eerste dinsdag in juli werd afgetreden. Verkiezingen na buitengewone vacatures vonden plaats binnen twee maanden na het ontstaan ervan.
Voor de gehele periode 1814-1861 gold dat de systematiek van het rooster van aftreden bij buitengewone vacatures de zetel volgde en niet de persoon, die derhalve geen volle termijn kreeg.
Personeel:
De griffier werd tot 1850 door de koning benoemd. De provinciale reglementen van 1817 bepaalden dat aan de benoeming een voordracht van drie of meer voorafging, opgesteld door de Staten. Bij kb van 14 augustus 1823 werd bepaald dat de griffier geen lid van de Staten mocht zijn. Na de invoering van de Provinciewet in 1850 werd de griffier benoemd en ontslagen door de Provinciale Staten op voorstel van Gedeputeerde Staten.
Benoeming/verkiezing:
De eerste bezetting in 1814 kwam tot stand door benoemingen van de souvereine vorst. Ook in de jaren daarna benoemde de souvereine vorst/koning in geval van vacatures. Vanaf 1817 werden de leden gekozen. De onderscheiden standsreglementen bepaalden dat de edelen werden gekozen door de provinciale ridderschap in directe verkiezing, stedelijke vertegenwoordigers in een verkiezing met de dalende trappen stedelijk raad - kiescollege - stemgerechtigden, en de plattelandsdistricten eveneens getrapt hun leden kozen, door een kiescollege dat gekozen werd door de stemgerechtigden.
In de grondwet van 1848 werd bepaald dat de verkiezing van de leden van Provinciale Staten direct door de ingezetenen gebeurde. De vertegenwoordiging in standen verdween.
Aanvangs- en einddatum in het Repertorium:
De aanvangsdatum is de dag van zitting nemen. De provinciale reglementen van 1817 vermeldden dat de aftreding jaarlijks op de eerste van de maand juli zal zijn. (De verkiezingen waren op 1 juni, de vergadering werd geopend op de eerste maandag in juli.) De provinciewet van 1850 gaf als datum van aftreden de dag dat de nieuwe vergadering geopend werd (de eerste dinsdag in juli. De nieuwe leden werden op de tweede dinsdag in mei gekozen).
Bronnen:
Rijksarchief in Noord-Brabant, Provinciaal bestuur (17) nrs. 11865-11904 (notulenregisters); nrs. 11948-11957 (gedrukte notulen, met ledenlijsten vanaf 1854).
Naamlijsten:
-Algemeen register op de resolutiën der provinciale Staten van Braband (na 30 september 1815 Noord-Brabant, na 14 october 1848 Noord-Brabant) 1814-1850 (['s-Hertogenbosch] [1930]) 175-188 [1815-1850, gouverneurs, Statenleden, gedeputeerden, griffier].
-Almanak voor de provincie Braband ('s-Hertogenbosch 1815-1874).
-Kempen, A.F.J. van, Gouvernement tussen Kroon en Statenfacties. De positie van vier gouverneurs in het politieke krachtenveld van Noord-Brabant 1813-1830 (Tilburg 1988) 349-351 [1815-1830, Statenleden, gedeputeerden, Tweede-Kamerleden, gouverneurs].
Literatuur:
-Bestuur en administratie der provincie Noordbrabant. Historische en administratieve bescheiden. Uitg. door H.F.J. Smeets en V.F.L.W. Cleerdin, o.l.v. J.F.A. Wagenaar (5 dln.; 's-Hertogenbosch [1915-1924]).
-Heijden, W.G.M. van der, [eindred. J.G.M. Sanders], Noord-Brabant in de negentiende eeuw. Een institutionele handleiding ('s-Hertogenbosch/Hilversum 1993).
-Kempen, A.F.J. van, Gouvernement tussen Kroon en Statenfacties. De positie van vier gouverneurs in het politieke krachtenveld van Noord-Brabant 1813-1830 (Tilburg 1988).
-Litsenburg, Th.F. van, m.m.v. J.C.M. Andrik en W.M. Lindemann, Inventaris van het archief van het provinciaal bestuur van Noord-Brabant 1814-1920 ('s-Hertogenbosch 1988).
-Pot, C.W. van der, Bestuurs- en rechtsinstellingen der Nederlandse provinciën (Zwolle 1949).
-Sasse van IJsselt, A. van, 'Het ontstaan van de Provinciale Staten van Noordbrabant', in Taxandria 32 (1925) 3-19, 57-70 en 94-106.
-Vis, G.N.M., 'Provinciaal bestuur van Noord-Brabant. Grepen uit de 175-jarige geschiedenis', in 1814-1889: 175 jaar provinciaal bestuur van Noord-Brabant ('s-Hertogenbosch 1989) 9-80.
Opmerkingen:
De opeenvolgende provinciale reglementen werden achtereenvolgens vastgesteld bij sb van 26 augustus 1814 (Bijvoegsel Staatsblad 566-665), bij kb van 2 april 1817 (Bijvoegsel Staatsblad 292-490) en bij kb van 30 mei 1825 (Bijvoegsel Staatsblad 1e stuk, 49 e.v.). De Provinciewet (Staatsblad nr. 39) trad op 10 juli 1850 in werking.
Bijlage:
De zetelverdeling:
stad | 1814 | december 1815 |
Bergen op Zoom | 2 | 3 |
Breda | 3 | 3 |
Eindhoven | 1 | 1 |
Geertruidenberg | 1 | 1 |
Grave | 1 | 1 |
Helmond | 1 | |
's-Hertogenbosch | 4 | 5 |
Heusden | 1 | 1 |
Maastricht | 5 | Limburg |
Oosterhout | 2 | 2 |
Tilburg | 3 | 3 |
Venlo | 1 | Limburg |
Willemstad | 1 | 1 |
totaal | 26 | 21 |
plattelandsdistrict | augustus 1814 | 23 september 1814 | juli 1816 |
Boxmeer (2) | 2 | 1 | 1 |
Geldrop | 1 | bij Helmond | |
Gemert-Asten (6) | 2 | 1 | 1 |
Ginneken (11) | 1 | 1 | 1 |
Heerlen | 1 | Limburg | |
Helmond (7) | stad | 1 | |
Hilvarenbeek (5) | 1 | 1 | 1 |
Maasmechelen | 1 | Limburg | |
Meerssen | 1 | Limburg | |
Oirschot-Boxtel (4) | 1 | 1 | |
Oisterwijk (8) | 1 | 1 | 1 |
Opper Gelder / Overmaze | 4 | ||
Oudenbosch-Steenbergen (13) | 1 | 2 | 1 |
Ravenstein-Oss (1) | 2 | 1 | 1 |
Roosendaal (14) | 1 | 1 | 1 |
Sint Oedenrode (3) | 1 | 1 | |
Waalwijk (9) | 1 | 1 | 1 |
Woudrichem (10) | Holland | 1 | |
Zevenbergen (12) | 1 | 1 | 1 |
totaal | 17 | 17 | 14 |
20 september 1814 werden Grave, Boxmeer en Ravenstein bij de provincie Braband ingedeeld. Voordien vielen zij onder het bestuur van de gouverneur van Gelderland. Bij wet van 10 februari 1815 (Staatsblad nr. 14) werd een gedeelte van Holland aan Braband afgestaan en wel de gebieden tussen de Maas, de Merwede en de Westkil enerzijds en het Oude Maasje anderzijds. De Limburgse generaliteitslanden werden in de loop van 1815 aan de provincie Limburg toegevoegd. Bij kb van 2 oktober 1815 werden Maastricht, Venlo en de landen van Overmaze bij Limburg gevoegd. De grondwetsherziening van 1815 voegde het Brabands gedeelte van het departement Beneden Maas bij de provincie Limburg.
Een kb van 16 juli 1815 bepaalde dat Helmond bij het platteland behoorde.
Een kb van 2 december 1815 bepaalde dat het aantal Statenleden voor 's-Hertogenbosch en Bergen op Zoom elk met één vermeerderd werd.
kiesdistrict | 1850 |
Bergen op Zoom | 7 |
Breda | 7 |
Eindhoven | 7 |
Grave | 7 |
Helmond | 7 |
's-Hertogenbosch | 8 |
Heusden | 7 |
Tilburg | 7 |
Zevenbergen | 7 |
totaal | 64 |