Provinciale Staten van Groningen (1814-1861)

Provinciale Staten van Groningen (1814-1861)

In het bestand zijn de volgende functies opgenomen:

Toelichting:

Institutionele toelichting Provinciale Staten van Groningen (1814-1861)

Naam:
De grondwet van 1815 spreekt over de Staten; de grondwet van 1848 over de Provinciale Staten.

Datum oprichting:
De benoemingen werden gedaan bij kb van 29 augustus 1814. De eerste vergadering vond plaats op 19 september 1814.

Vestigingsplaats:
Groningen.

Zetelaantal:
1814-1850: 36.
Sedert 1850: 45.

Zetelverdeling:
1814-1850: ridderschap 12, steden 12, landelijke stand 12.
1850-1852: 4 kiesdistricten. Dit was een overgangsregeling. De Wet houdende regeling van de verdeling der provincies in kiesdistricten van 5 november 1852 (Staatsblad nr. 197) legde de indeling in kiesdistricten vast.
Sedert 1853: 7 kiesdistricten.
Zie bijlage.

Zittingstermijn:
1814-1825: drie jaar.
Sedert 1825: zes jaar. De overgangsregeling bepaalde dat leden die in 1825 gekozen waren zitting hadden tot 1829, en leden die in 1826 gekozen waren tot 1831. Vanaf de verkiezingen in 1827 was de zittingstermijn zes jaar.

Rooster van aftreden:
1817-1825: jaarlijks trad een derde deel van de leden van iedere stand af. Om in buitengewone vacatures te voorzien werd voor elk lid een plaatsvervanger gekozen, die in geval van overlijden of ontslag optrad.
1825-1850: om de twee jaar trad een derde deel van de leden van iedere stand af. Het stelsel van plaatsvervangers verviel. Ontstond een tussentijdse vacature dan moest een nieuwe vergadering van het kiescollege plaatshebben. De verkiezingen vonden van 1817-1850 op 1 juni plaats, de leden traden op 1 juli af.
Sedert 1850: om de drie jaar trad de helft van de leden af. De periodieke verkiezingen werden gehouden op de tweede dinsdag in mei, op de eerste dinsdag in juli werd afgetreden. Verkiezingen na buitengewone vacatures vonden plaats binnen twee maanden na het ontstaan ervan.
Voor de gehele periode 1814-1861 gold dat de systematiek van het rooster van aftreden bij buitengewone vacatures de zetel volgde en niet de persoon, die derhalve geen volle termijn kreeg.

Personeel:
De griffier werd tot 1850 door de koning benoemd. De provinciale reglementen van 1817 bepaalden dat aan de benoeming een voordracht van drie of meer voorafging, opgesteld door de Staten. Bij kb van 14 augustus 1823 werd bepaald dat de griffier geen lid van de Staten mocht zijn. Na de invoering van de Provinciewet in 1850 werd de griffier benoemd en ontslagen door de Provinciale Staten op voorstel van Gedeputeerde Staten.

Benoeming/verkiezing:
De eerste bezetting in 1814 kwam tot stand door benoemingen van de souvereine vorst. Ook in de jaren daarna benoemde de souvereine vorst/koning in geval van vacatures. Vanaf 1817 werden de leden gekozen. De onderscheiden standsreglementen bepaalden dat de edelen werden gekozen door de provinciale ridderschap in directe verkiezing, stedelijke vertegenwoordigers in een verkiezing met de dalende trappen stedelijk raad - kiescollege - stemgerechtigden, en de plattelandsdistricten eveneens getrapt hun leden kozen, door een kiescollege dat gekozen werd door de stemgerechtigden.
In de grondwet van 1848 werd bepaald dat de verkiezing van de leden van Provinciale Staten direct door de ingezetenen gebeurde. De vertegenwoordiging in standen verdween.

Aanvangs- en einddatum in het Repertorium:
De aanvangsdatum is de dag van zitting nemen. De provinciale reglementen van 1817 vermeldden dat de aftreding jaarlijks op de eerste van de maand juli zal zijn. (De verkiezingen waren op 1 juni, de vergadering werd geopend op de eerste maandag in juli.) De provinciewet van 1850 gaf als datum van aftreden de dag dat de nieuwe vergadering geopend werd (de eerste dinsdag in juli. De nieuwe leden werden op de tweede dinsdag in mei gekozen).

Bronnen:
Groninger Archieven, gedrukte notulen; gedrukte jaarlijkse verslagen van Gedeputeerde Staten.

Literatuur:
Pot, C.W. van der, Bestuurs- en rechtsinstellingen der Nederlandse provinciƫn (Zwolle 1949).

Opmerkingen:
De opeenvolgende provinciale reglementen werden achtereenvolgens vastgesteld bij sb van 26 augustus 1814 (Bijvoegsel Staatsblad 566-665), bij kb van 2 april 1817 (Bijvoegsel Staatsblad 292-490) en bij kb van 30 mei 1825 (Bijvoegsel Staatsblad 1e stuk, 49 e.v.). De Provinciewet (Staatsblad nr. 39) trad op 10 juli 1850 in werking.

Bijlage:
De zetelverdeling:

stad 1817
Groningen 12
totaal 12

plattelandsdistrict 1817
Onderdendam (1) 6
Zuidbroek (2) 6
totaal 12

kiesdistrict 1850 1851 1852
Appingedam 11 8 8
Groningen 11 11 8
Hoogezand 3
Onderdendam 11 7 7
Oude Pekel-A 7 7
Winschoten 12 7 7
Zuidhorn 5 5
totaal 45 45 45

<