Gedeputeerde Staten van Limburg (1816-1861)
In het bestand zijn de volgende functies opgenomen:Toelichting:
Institutionele toelichting Gedeputeerde Staten van Limburg (1816-1861)
Naam:
Gedeputeerde Staten van Limburg.
Datum oprichting:
Het college werd op 23 april 1816 geïnstalleerd. Na de zuidelijke opstand en afscheiding hielden Gedeputeerde Staten op te functioneren volgens de grondwettelijke regels. Op 12 oktober 1841 kozen de Provinciale Staten een nieuw college van Gedeputeerde Staten.
Vestigingsplaats:
Maastricht.
Zetelaantal:
1814-1825: 9.
1825-1830: 7.
1841-1850: 5.
Sedert 1850: 6.
Zetelverdeling:
1814-1825: ridderschap 3, steden 3, landelijke stand 3.
1825-1830: ridderschap 2, steden 2, landelijke stand 2, en 1 naar welgevallen.
1841-1850: ridderschap 1, steden 1, landelijke stand 1, en 2 naar welgevallen.
Zittingstermijn:
1814-1825: drie jaar.
1825-1830 en 1841-1850: zes jaar.
Sedert 1850: zes jaar.
Rooster van aftreden:
1814-1825: jaarlijks trad een derde deel van de leden af, tegelijk met de leden van de Staten.
1825-1830 en 1841-1850: om de twee jaar trad een derde deel van de leden af, tegelijk met de leden van de Staten. Als overgangsregeling gold dat wie in 1825 was gekozen vier jaar lid was en wie in 1826 was gekozen vijf jaar. Daarna zou de volledige termijn van zes jaar in werking getreden zijn. Omdat het aantal gedeputeerden van negen naar zeven ging werd van de drie openvallende plaatsen in 1825 er slechts een vervuld. Bij de nieuwe start in 1841 was het aantal leden vijf.
Sedert 1850: om de drie jaar trad de helft van de leden af, op de eerste dinsdag van juli. Verkiezingen na buitengewone vacatures vonden plaats binnen twee maanden na het ontstaan ervan.
Voor de gehele periode volgde de systematiek van het rooster van aftreden bij buitengewone vacatures de zetel, niet de persoon, die derhalve geen volle termijn kreeg.
Benoeming/verkiezing:
De eerste bezetting werd door de souvereine vorst benoemd (op voordracht van de gouverneur). Ook in de jaren daarna benoemde de souvereine vorst/koning in geval van vacature. Vanaf 1817 werden de leden van het college van Gedeputeerde Staten door en uit de Provinciale Staten gekozen. De leden werden gekozen door (maar niet per se uit) de standen naar evenredigheid van hun getal. De vertegenwoordiging in standen verdween in 1848 uit de grondwet, en daadwerkelijk met de invoering van de Provinciewet in 1850.
Aanvangs- en einddatum in het Repertorium:
De data zijn genomen uit de traktementsregisters van Binnenlandse Zaken.
Bronnen:
NA, Binnenlandse Zaken, traktementsregisters (2.04.25) nrs. 1-12, 73-92 e.v. (benoemings- en ontslagdata).
Literatuur:
-Nuyens, E.M.Th.W., Inventaris der archieven van het provinciaal Bestuur van Limburg 1814-1913 (Maastricht 1982).
-Nuyens, E.M.Th.W., De staatkundige geschiedenis der provincie Limburg vanaf haar ontstaan tot aan haar uiteenvallen in 1839 ([z.pl.] [1956]).
Opmerking:
Wie geen lid der Provinciale Staten meer was, was ook geen lid van Gedeputeerde Staten meer.