Gedeputeerde Staten van Utrecht (1814-1861)

Gedeputeerde Staten van Utrecht (1814-1861)

In het bestand zijn de volgende functies opgenomen:

Toelichting:

Institutionele toelichting Gedeputeerde Staten van Utrecht (1814-1861)

Naam:
Gedeputeerde Staten van Utrecht.

Datum oprichting:
Het college werd op 24 oktober 1814 geïnstalleerd.

Vestigingsplaats:
Utrecht.

Zetelaantal:
1814-1825: 9.
1825-1850: 5.
Sedert 1850: 6.

Zetelverdeling:
1814-1825: ridderschap 3, steden 3, landelijke stand 3.
1825-1850: ridderschap 1, steden 1, landelijke stand 1, en 2 naar welgevallen.

Zittingstermijn:
1814-1825: drie jaar.
1825-1850: zes jaar.
Sedert 1850: zes jaar.

Rooster van aftreden:
1814-1825: jaarlijks trad een derde deel van de leden af, tegelijk met de leden van de Staten.
1825-1850: om de twee jaar trad een derde deel van de leden af, tegelijk met de leden van de Staten. Als overgangsregeling gold dat wie in 1825 was gekozen vier jaar lid was en wie in 1826 was gekozen vijf jaar. Daarna trad de volledige termijn van zes jaar in werking. Omdat het aantal gedeputeerden van negen naar vijf ging werd van de drie openvallende plaatsen in 1825 er geen vervuld, waarna in 1826 nog een vacature onvervuld werd gelaten.
Sedert 1850: om de drie jaar trad de helft van de leden af, op de eerste dinsdag van juli. Verkiezingen na buitengewone vacatures vonden plaats binnen twee maanden na het ontstaan ervan.
Voor de gehele periode 1817-1861 volgde de systematiek van het rooster van aftreden bij buitengewone vacatures de zetel, niet de persoon, die derhalve geen volle termijn kreeg.

Benoeming/verkiezing:
De eerste bezetting werd door de souvereine vorst benoemd (op voordracht van de gouverneur). Ook in de jaren daarna benoemde de souvereine vorst/koning in geval van vacature. Vanaf 1817 werden de leden van het college van Gedeputeerde Staten door en uit de Provinciale Staten gekozen. De leden werden gekozen door (maar niet per se uit) de standen naar evenredigheid van hun getal. De vertegenwoordiging in standen verdween in 1848 uit de grondwet, en daadwerkelijk met de invoering van de Provinciewet in 1850.

Aanvangs- en einddatum in het Repertorium:
De data zijn genomen uit de traktementsregisters van Binnenlandse Zaken.

Bronnen:
NA, Binnenlandse Zaken, traktementsregisters (2.04.25) nrs. 1-12, 73-92 e.v. (benoemings- en ontslagdata).

Naamlijsten:
-Beets, A., en W.B. Heins, Inventaris van de archieven van het provinciaal bestuur van Utrecht 1813-1920 (Utrecht 1991) 239-240.
-"Veel tact en de noodige geschiktheid". Gouverneurs en commissarissen in de provincie Utrecht 1814-1997. Onder red. van P.A. Blok e.a. (Utrecht 1997) 218-221 [lijst samengesteld door A.N. Beets].

Literatuur:
-Beets, A., en W.B. Heins, inleiding bij Inventaris van de archieven van het provinciaal bestuur van Utrecht 1813-1920 (Utrecht 1991).
-Zie ook bij Provinciale Staten van Utrecht.

Opmerking: Wie geen lid der Provinciale Staten meer was, was ook geen lid van Gedeputeerde Staten meer.

<