HaNA 2.21.342 invnr. 44 1733-05-07 Instructie b0013 Berbice Slaves Slaves, domestic Englishmen Amerindians Labour relations Taxes Food supply Trade Berbice Pietersz, J. Damme, D. van Bont, A.I. Althing, E. Janssen, A. Mulder Bekker Thierens, A. Waterham, B.
Bron onduidelijk.
Amsterdam Particuliere instructie voor Gouverneur Waterham, vooral betreffende malversaties door zijn voorganger Commandeur Thierens. Private instruction for Governor Waterham, especially regarding the embezzlement by his predecessor, Commander Thierens.
D'memorie voor den Heer Gouverneur bij wijze van particuliere instructie1), zoo om door dezelve eenigermate te bekoomen een generael denkbeelt van zaeken, als ook voornaementlijk om naar gehoude goede ordres aen Directeuren ook het naegaen van zaeken te gemakkelijker te maeken als aan welken geen zaeken van belang, zoo van mezures van devoir raauwelijks behoorden te werden gebragt onder het ooge, maar alvoorens in de Colonie moeten werden geexamineert, verantwoordinge gehoort, naar bevindinge van zaaken gedisponeert en alzoo vervolgens het gerezolveerde van dien behoorlijk aan Directeuren geadvizeert.
En dus voornaementlijk dienende om zigh naar dezelve te gedraegen gedurende zijne commissie en waaromtrent dient te werden gelet op deeze drie volgende afdeelingen:
1. eerstelijk welke poincten uyt dezelve voor alle and[ere] dienen betragt, zoo wanneer naementlijk de [onleesbaar] het permitteeren zal, bijvoorbeelt de enqueste op het gedoente van 't affgaende Opperhooft.
2. van wat zaeken een proef genomen en verder in 't werk gestelt moeten werden bij bequame gelegentheden. Bij voorbeelt hoe men de coffy en andere culturen zal trachten te verbeeteren.
3. wat zaeken moeten werden onderzogt en 't geordonneerde daarop naegekomen zoo dikmaals als de occasie daertoe gebooren werd, bij voorbeeld: dat men enqueste doed zoo wanneer bij exempel de syroop op een off ander plantagie niet behoorlijk werd verantwoord, dan wel 't geschrevene van hier in deeze of geene zaeken niet werd geobserveert.
Dog gelijk U Edele bij de originele instructie aenbevoolen is van het affgaende Opperhooft te vorderen vergoedinge van wanvraght etca. gevallen op 200 oxhoofd zuyker dewelke teveel in 't Compagnieschip Duynvliet en te min in 't schip de 2 Jonge Ploegers gelaeden heeft, zal U Edele uyt de volgende poincten, alsmeede tot het slordige gedoente van den afgaende Commandeur relatieff, de twee eerstgemelte van dien zoodaenig hem Commandeur te lasten moeten brengen en daarop alle mogelijke enqueste doen, als ofte dezelve in de originele instructie woordelijk waeren geinsereert, te weeten:
1. Of niet omtrent zeekere kreek, genaamt Cattaroebje, 2 mijlen boven 't fort, voor reekening van hem Commandeur zig bevind een coffyplantagie op de naem van eene Jannetie Pietersz, een vrijgegeeven of gekogt christenkind, thans des Commandeurs huyshouster, voorheen herwaerts gezonden om gedoopt en in de religie opgevoed te werden, gelijk dezelve ook in den jaere 1722 korts bevoorens gedoopt met De Vrouwe Eleonora van hier naar de Berbice is verzonden geworden; zo jae als dan eerst en vooral een begrooting te maeken van kosten en schade voor zoveel door slaven van ons daaraen mogte wezen gearbeyd, zorge draegende dat de Directie desweegens behoorlijk werde gededomageert, gelijk ook verders te doen maeken een juyste begrooting zoo van de grond als getal der boomen daarop staende, gelijk meede van de huysnegers zoo daarop mogte bevonden werden en een en ander te confiskeren ten profijte van de Directeuren, gelijk ook alle zoodanige verder of meerdere thuynen die voor reekening van hem Commandeur dan wel bij anderen particulieren mogten werden ontdekt, waeromtrend te handelen op gelijke wijze.
2. Ook zal hij Governeur tragten te ontdekken wat last- en vlaggegelden bij den Commandeur Tierens zijn genoten geworden van die tijd af dat de Colonie aan jegenswoordige Directeuren in eygendommen is overgegaan; zoo desweegens gelden bij hem genoten zijn geworden, als dan hem Commandeur af te vorderen zoodanige acte of blijk waarbij tot den ontfangst derzelven is gequalificeert geworden tot dien effect om desweegens nooyt verantwoording te doen en dezelve te moogen converteeren tot eygen gebruyk, en dit niet kunnende aentoonen de gemelde penningen als dan te stellen op desselfs reekening, hem Commandeur die behoorlijk doende vergoeden.
Voor zoo veel de overige en volgende pointen betreft zal U Edele pro renata en omstandighede van tijd en zaeken de enqueste daerna rigten en dan ook verder hem Commandeur vergen reekening en verantwoordinge; hoe off in wat voegen 145 vaten rund-peekelvleesch, alleen aan het fort bij de blanken en dus bij 47 persoonen, zijn geconsumeert geworden, buyten en behalven nog 45 vaeten van de Engelse aengekogt, die wel op journael en grootboek folio 47, maar nergens anders zijn verantwoord geworden volgens nevensgaende uytreekening en memorie onder no 2, ook deeze verzellende naar luyt het magasijn boek folio 24 et seqq. en welke memorie ook verder werd relatieff gemaakt tot een lijste van inkoop van dito vlees onder no 3. L.A. t'zedert den jaren 1720 tot 1730 incluys, waarover hij Commandeur ook aenspraakelijker is voor zooveel hij zonder ordre (gelijk bij gemelte memorie breeder vervat) niet alleen een onverantwoordelijke quantitijt van vleesch heeft ingekogt, maar ook nog daar en booven blijken zal bij zeeker cartebel van onzen boekhouder, gemelt lijste onder no 3 L.C. verzellende, hoe dat men van hier 't zeedert den jaere 1725 niet alleen doorgaens oneyndig meer vleesch is verzonden als geeyscht is geworden, maar ook jaaren dat 2 en 3 mael meer van hier gezonden is als van ons is gevergt geworden, waarvan de zeekerheyt op de Colonie onder de boeken en papieren nog nader geexamineert en aan de waerheyd getoest kan werde.
Nog bevonden dat boven de gemelte 145 vaeten en nog 45 van den Engelse aengekogt, ook nog 32 vaeten spek aen 't fort geconsumeert zijn geworden, vide magazijnboek folio 20, welk een en ander de onmogelijkheyd van dien te meer denoteert en de zaek hoe langer hoe vuylder maakt.
Bij missive van 10 augustus 1731 zegt men een Engelse bark met blom te hebben geordoneert door gebrek van casave voor het garnisoen, hoopende op die voorgave binnen den tijd van een halffjaer in een quantitijt van 17150 lb, ter somma van ƒ 2117:4, eeven en alleen als offte er geen eynde waaraen de casse der Colonie en nimmer ook kunnende verantwoorden zoo een swaeren inkoop en wijl men dan niet dan bij toeval praesies meel zoude benodigen (onbegreepen een geringe quantitijd voor het Opperhoofft en eenige weynige bediendens), hoe dat te verantwoorden den continuele inkoop van jaer tot jaar, almeede blijkende bij den leyste van inkoop van den jaeren 1720 tot 1730 waar onder anderen ook posten gevonden werden van ƒ 2004:14 en ƒ 2291:5, 't geene al meede in geen vaaten te gieten is en waeromtrent ook dient gedaen behoorlijke ondersoek.
Hoe men ook verantwoorden zal dat men ons de maraen oly bij de Woeronokse reyze ingekogt door D. van Damme, die ook desweegens getuygenisse der waerheyt geeven kan, de stoop bereekent tot 35 stuiver volgens oncostboek dato 19 may 1731 daar men die voorheen wel en capitaelen minder inkogt zal ook de tijd leeren.
Gelijk meede wij gaerne wat meerder ligt zaegen op de posten van 26 september 1731 op dito onkostboek, met relatie tot de verstrekte kledinge der slaven, op welke wel eeniger maten na te gaen is dat de 535 elle Vlaems linnen aen de slaven kan weezen uytgegeven, dog geen reeden gevonden werden hoe voor de slaven te debiteeren 187 el wit en 127 el grauw Osnabrugs doek, ook remarqué kunnende vallen op de 56 el wit streep.
Men zal ook wel dienen aen te toonen waar de 30 vaeten kiltum, op het magazijnboek folio 12 bekend staende als ontfange, haar employ gevonden hebben, als waarvan niets werd gemeld.
Koomende ook vrij mager en geheel onordentelijk voor dat men de 34 kippen stokvis per De Vrouwe Eleonora, captein A.I. Bont, ontfangen bij wijze van verantwoordinge, maar zegt bevonden uytgegeven te hebben zonder te melden hoe off waar, vide magazijnboek folio 18.
Hoe misselijk men ook en niet buyten suspisie diverse inkoopen gedaen en een geheel slordig huys gehouden heeft met casse van de Directie, kan U Edele al weyders nagaen bij meer gemelte leyste van inkoop 't sedert den jaere 1720 tot 1730, waeruyt het nodige desnoods al meede kan werden tot lasten gebraght.
Eyndelijk kunnen Directeuren niet voorbij 't markeeren hoe dat Haar Edele niet kan begrijpen den gehouden voet tot dusverre op het stuk der paarden en hoe men in de tijd van 7 jaere een aankoop heefft kunnen doen van 144 uyt Woerenokke, buyten de 13 paarden die men nog tusschen beyden van de Engelse gekogt heefft, blijkende uyt de neevens gaende leyste onder no 4 derzelver groote aental, waaruyt ligt aff te meete is wat een naemwaerdig getal jaerlijks zijn over bevonden die men voor eerst niet noodig hadde en nog de kost heeft moeten toegeeven. Wij moeten dien overvloede nog te meer gelooven, wijl men ons uyt de Colonie bij briev van 6 October 1723 zelve berigt heefft dat men voor yder plantagie niet meer dan 12 stuks benoodigde, ons nog onbegrijpelijker voorkoomende dat men in den jaeren 1730 (blijkende al meede bij de annexe en meer gemelte inkoop 't zeedert 1720 tot 1730) nog tien paerde heeft aengekogt ten prijs van f. 75,- per piece, niet tegenstaende het geruyme getal op de Colonie en zonder daarvan its te melde bij de brieven off eeniger wijzen te vinden waar dezelven zijn beland.
Wij kunnen dit alles zoo niet wel gelooven dan met moeyten, des U Edele dan ook hiervan gelieve te neemen behoorlijke informatie, als wanneer mogelijk de weezentlijke reeden bevonden zal werden de drie gulden premie, al moesten de heeren en meesteren daar ook om zugten.
Van deeze materie stappen wij over tot:
Zaken in 't algemeen.
Bij de origineele instructie een periode invloeyende of geen beeter ordre kan werde gestelt op het droogen van de coffy en daar omtrent gevolgt de methode op Surinaeme gebruykelijk, waarbij nog koomen kan de vrage off ook van de bewuste en aen U Edele mede gegeven machine kan werden gemaeckt een goed gebruyk, dan wel in hoe verre volgens het geschrevene van hier bij onsen brief van 30 April 1732 het gebruyk den affdacken genoomen zouden kunnen werden in naadere overweegingen, gelieve U Edele ook verder bedagt te zijn wat middelen dienen kunnen ter verbeetering der Colonie.
En wijl voor dezelve heel zeer van nutte zij dat men schaduwe doe hebben aan dat gewas daar het doenlijk is en vooral van noden voor de jonge boomen en niet minder voordeelig is zoo wanneer bovendien de gronde ook kunnen werden verbeetert, gelieve U Edele op de plantagie aen de kerk etca. onder U Edele beheeringe behoorende, een proef te neemen met het maeke van een klijn thuyntje, de boomen doende planten in gelijke lienien, yder boom van den anderen 12 voet off zoo veel minder als bevinden zal te behooren, stellende off plaetzende in yder kruys bij
0
|
|
0
|
|
0
|
|
0
|
|
0
|
|
B
|
|
B
|
|
B
|
|
B
|
|
0
|
|
0
|
|
0
|
|
0
|
|
0
|
|
B
|
|
B
|
|
B
|
|
B
|
|
0
|
|
0
|
|
0
|
|
0
|
|
0
|
voorbeelt, als hier ter zijde verbeeld, een bannanesboom, dewelke heel schielijk met een breed en swaer blad opschiet, waardoor hij, als boven gezegt, de teere vrugt inzonderheyt van groote nut is en ook tegelijk de aerde mest, zoo met desselffs afvallende en verrottende bladen als ook den afgehouwe stronk die wel geweldig dick, dog als een kool met een cassavimes kan werde afgesneede zonder eenige moeyten; men zal ook wel doen te ordineeren dat andere meesterplanters daarvan ook een proeff neemen bij vervolg.
Men diene ook vooral aght te geeven wat schadelijk en in teegendeel wat aen het gewas voordelig zij en over sulx bij de ondervindinge leeren off men op laage gronden de coffy ook te diep, zoodat ze door het water verstikt, en op hooge gronden te ondiep plant, omtrent welke laeste mogelijk te passe komt dat De Peereboom zoo zeer klaagt dat wegens de droogte de draegende boomen zoo sleght staen en sterven, als mogelijk niet diep genoeg gepland, heel natuurlijk zijnde dat een boom kwijnt off treurt zoo wanneer hij waater van onderen en van booven missen moet.
Men draege ook zorge, mits dat de zuykerculture daer bij niet leyd, dat men meerdere aenplantinge doe op de zoodanige plantagien daar deeze vrugt allermeest voort wil, volgens het meermaels geschrevene van hier en inzonderheyt bij onse brieven van 4 May 1727 en 30 April 1732, waarbij ook onder andere nog meer zaaken werden aen de hand gegeven om door de tijd te ondervinden waar het hun haapert en hoe te verbeeteren.
Dog gelijk men bij eevengemelte missive ook zegt heel zeer verwondert te weezen dat men zoo weynig boomen [bedoeld: banannen of boonen] ontfangt naar maaten het getal den boomen die men bevond draagende te weezen en waeromtrend men meer en meer gelooven zoude dat die vrugt niet en komt aan de rechte man, zooals ook bij eeven gemelte missive van May 1727 wel waerdig na te gaen des weegens gevonden zal werden met betrekking tot die van Surinamen een nadrukkelijke periode gelieve U Edele alle mogelijke praecautie te neemen dat die correl ons niet werde ontfreemt.
Wij zagen ook gaarne, teneynde wij te beeter op dit stuck werden geinformeert, dat U Edele alle de gronden zoo van coffy, cacaoboomen, onder U Edele particuliere directie en emolumenten beplant, exact deet meeten en derzelver begrootinge als meede het succes van dien ter bequame geleegentheyd bij geschrifte opgaven, hebbende ook goedgevonden, zoals onder naeder bleyken zal, zoodanige meetinge te ordonneeren ten opzichte van alle aen ons behoorende dito plantagien; hoe zeer ons de indigoculture aen het hertte gegaen heeft en nog gaet, zoo wanneer maar den teyd en arbeyd daaraen gedaen werdende reykelijk de waarde vergoed en uytleevert, zal U Edele in het breede beschreeven vinden bij onse brieve van 1 Juny en 12 December 1721, 22 December 1724, 9 October 1725, 16 October 1726, 13 January 1730 en nog 30 April 1732, waerbij U Edele bevinden zult in wat voegen wij ons met betrekkinge tot deeze culture hebben geuyt en hoe men daarmeede handelen moeste naer luyt zeekere memorie voorheen gezonden en waarvan ook copie meede genomen is door zeekere meesterplanter Mulder, volgens onzer brief van 9 October 1725 boven vermeld; zoo wanneer mr. Athing jouisseert in zijne onderneeminge, waervan nae het schijnt goede verwagtinge heeft, men annimeere als dan deeze culture met nadruk aen een iegelijk die men bequem kent om zulx te onderneemen, dog niets dan naar volkoomen verzeekering dat al wat daaraen wert ten koste gelegt ongelijk meer voordeel egter opwerpt dan de culture van eenig ander gewas.
In hoeverre men ook staet met de aenplantinge van catoen, bij onze brieven van 12 October 1722 en 18 December 1723 zeer ernstig gerecommandeert en waaromtrend wij ons nog breeder hebben geelayeert bij missive van 18 October 1726 bij occasie dat Andries Janssen, planter van dat gewas, op de plantagie bij de kerk was overleeden, gelieve U Edele nauwkeurig te onderzoeken alsmeede off de voortzettinge van dien niet zeer gemakkelijk in te voeren is zonder eenige de minste praejuditie aen het gemeene off groote werk en of in allen gevalle de uytleggers der posten die niet anders te doen hebben daertoe niet behoorden gehouden te worden.
Gelijk het te vreezen is dat de banilljes en andre fijne waeren die door de Indiaenen voor een ey off appel werden aengebragt, door particulieren werden verdonkert, zooals daer van een notoire blijk was 't geschrevene van hier in dato 1 Juny 1723 als wanneer men nae afbetaling van gagie bevond dat den huttenmeester Bekker wel 4 mael zoo veel voor zijn hoofd alleen hadde aangebragt als de Directie voor haar bekoomen hadde, zal men op middelen dienen bedagt
[De bladzijden 25 tot en met 32 ontbreken.]
anderen wel serieus werden gerecommandeert dat hij de zaeken die van zijn departement zijn wat beeter behandelt voor het toekomende en zorge dragen dat zooveel grove abuyzen in de papieren niet werden bevonden.
Doordien het hout, behoorende tot de huysinge en wat dies meer zij alles moet werden gezaagt met de hand 't geen alzoo duur te staen komt en de slaeve lang uyt het velt houd, geeven wij U Edele in bedenkinge off niet op een onkostbaere wijze een zaegmoolen zoude kunnen gemaekt werden, zijn werk doende door middel van water.
Ten deezen eynde heeft men bij onzen brieven van Juny 1721 al zaagen tot een nieuw op te regten moolen door waeterwerk gaende van hier gezonden, dog zeedert daervan niets vernomen.
Ende zouden ook tegelijk de vraege zijn kunnen off diergelijke molens tot de zuykerwerken zonder al te veel kosten niet bequaemelijk aangelegt zoude kunnen werden, naar luyt al meede van het geschrevene van hier bij onse brieven van 9 Maert 1731, op welke een en ander wij door de tijt wel berigt verneemen zullen.
Zaeken concernerende eenige plantagien in 't bijzonder.
Savonette
Te ondersoeken wat redenen den afgaende Opperhooft bewoogen hebben om op de plantagie te plaetzen 70 nieuwe slaven, daer de meesterplanter van dezelve zoo jammerlijk klaegt over de slegte gesteltheyt zijner gronden als namentlijk dat de gronden niet doogen voor de coffy en cacao, zijnde alle boomen afgestorven ofschoon nog geplant in een krael daer 4 jaeren beesten geloopen hadden.
Dat het egter weeder proberen zoude dog (N.B.) niet dan met nadeel van de suykerplantagie, de plantagie zelve vergelijkende bij een modderpoel
[De bladzijden 43 tot en met 58 zijn uit het instruktieboek verdwenen.]
1) Zie art. 31 van de instruktie voor Gouverneur Waterham van 1733 april 23, HaNA 1.05.05 invnr. 13 p. 166-172. Meerdere, eventueel geheime of particuliere instructies, lijken voor Gouverneurs eerder regel dan uitzondering. Zo worden er bijvoorbeeld op 3 juni 1749 voor Gouverneur Colier drie elkaar aanvullende gedetailleerde instructies vastgesteld (HaNA 1.05.05 invnr. 16 p. 64-86; TNA CO 116 invnr. 70 f. 25 en 26).
Directeuren van de Societeit van Berbice Nationaal Archief