Rijmkroniek van Holland (366-1305)

Rijmkroniek van Holland (366-1305)

 
English | Nederlands
de initiaal ter hoogte van zeven regels en versierd met penwerk boven de kolom het woord assit (waarschijnlijk is het erboven staande woord deus door de binder afgesneden) boven de kolom de woorden Deus assit de initiaal ter hoogte van vier regels en licht versierd met penwerk de initiaal ter hoogte van zeven regels en versierd met penwerk; J-lijsten lopen van de initiaal langs de bovenrand en de linkerrand van het tekstblok, welke zelf zijn versierd met penwerk en in de rechter- en ondermarge uitlopen in wijnrankachtige lijnen hier een punt, mogelijk ter afscheiding van deze regel van het vers in de rechter kolom; ook de volgende naar rechts uitspringende verzen 6 en 7 zijn afgesloten met een punt, evenals de daaropvolgende verzen 8-13 stille achter de volgende regel de eerste drie verzen vanwege ruimtegebrek naast de initiaal geschreven in zeven regels: OM dat ic / niet en wille / Dat minen sin / yet legghen / stille. Ende / verderue met / ledicheden de beginletters van de eerste zeven regels van de kolom zijn vanwege ruimtegebrek, veroorzaakt door het opschuiven van de regels naast de initiaal in de linkerkolom, niet los van de volgende tekst gezet n verbeterd uit een andere letter, mogelijk uit e o verbeterd uit iets anders t verbeterd uit een lange s lombarde ter hoogte van één regel

Vergelijk regels 1 tot en met 50

  volgende 50 regels | Ga naar regel
Handschrift C
(ga naar pagina)
Handschrift B
(ga naar pagina)
Handschrift A
(ga naar pagina)
1     1 OM2 dat ic niet en wille   1 OM2 dat ic niet en wille   OM1 dat ic niet en wille
2     Dat mine sinnen yet leggen stille3   Dat minen sin yet legghen stille.   Dat mijn sijn ligghe stil
3     Ende verderuen met ledichede   Ende verderue met ledicheden3   Ende verderue mit ledicheden
4     Wil ic v al hier ter stede   Willic v al hier ter steden   Willic v al hier ter steden
5 I 5   Segghen wie die grauen waren   Segghen wie die grauen waren   Segghen wie de grauen waren2
6     Die hollant in haren iaren   Die hollant in haren Jaren   De hollant in haren iaren
7     Hadden onder haer bedwanc   Hadden onder haer bedwanc   Hadden onder haer beduanc
8     Ende hoe verre dat haer ganc   Ende hoe verre dat haer ganc   Ende hoe verre dat haer ganc
9     Met rechte gaet in vrieslant4   Met recht gaet in vrieslant   Met rechte gaet in vrieslant
10 I 10   Also als ic bescreuen vant   Also als ic bescreuen want   Also als icket bescreuen vant
11     Jnden cloester tegmonde   Jnden cloester tegmonde   Jn den cloester tecghemonde
12     Jn latine in vrayer orconde   Jn latine in vraeyer orconde   Jn latine in vraier orconde
13     Sonder fauele sonder lieghen   Sonder fauele sonder4 lieghen   Sonder fauele sonder lieghen
14     Sonder yement te bedrieghen   Sonder yement te bedrieghen   Ende sonder iement te bedrieghen
15 I 15   Want het dinct mi wesen scande   Want het dunct mi wesen scande   Want et dinket mi wesen scande
16     Dat die liede van den lande   Dat die lude van den lande   Dat de lieden vanden lande
17     Anders yeesten vele weten5   Anders iesten vele weten   Ander giesten vele weten
18     Ende si des hebben vergheten   Ende si des hebben vergheten   Ende si des hebben vergheten
19     Wanen si selue sijn gheboren   Wane si zeluer sijn gheboren   Wanen si selue sijn gheboren
20 I 20   Ende wie si waren hier te voren   Ende wie si waren hier te voren   Ende wie si waren hier tevoren
21     Die tlant wonnen ende erue   Diet lant wonnen ende erue   Die tlant wonnen entie erve
22     Daer si of nutten die bederue   Daer si of nutten die bederue   Daer si of nutten de bederue
23     Dat wil ic hem hier doen weten   Dat wil ic hem hier doen weten   Dat willic hier doen weten
24     Wie die landen hadden beseten   Wie die lande hadden bezeten   Wie die lande hadden beseten
25 I 25   Hier te voren in ouden tiden   Hier te voren in ouden tiden   Hier te voren in ouden tiden
26     Ende dit cortelike ouer liden   Ende dit cortelike ouer liden   Ende dit kortelike ouer liden
27     Dese pine ende dit ghepens   Dese pine ende dit ghepens   Dese pine ende dit ghepens
28     Gheue ic den graue florens   Gheue ic den graue florens   Sendic v heer graue florens
29     Dat ghi moghet sien ende horen   Dat ghi moghet sien ende horen   Dat ghi sien moghet ende horen
30 I 30   Wanen dat ghi sijt gheboren   Wanen dat ghi sijt gheboren   Waen dat ghi sijt gheboren
31     Ende bi wat reden ghi in hant   Ende bi wat redenen ghi in hant   Ende bi wat redenen ghi in hant
32     Hebt zeelant ende hollant   Hebt zeelant ende hollant   Hebbet zeelant ende hollant
33     Ende bi wat reden ghi oec soect   Ende bi wat reden ghi oec zoect   Ende bi wat redenen dat ghi soect
34     Vrieslant dat v zere vloect   Vrieslant dat v zere vloect   Vrieslant dat v so sere vloect
35 I 35   Hem bid ic die noyt began   Hem biddic die noyt beghan   Hem bid ic de noeit en began
36     Ende die ouer ghemene man   Ende die ouer ghemene man   Ende de ouer ghemene man
37     Om berechten sette lantsheren   Om berechten sette lantsheren   Om te berechtene sette lansheren
38     Dat hi mi dat moete leren   Dat hi mi dat moete leeren   Dat hi mi dat moete leren
39     Dat ic die waerheit so verclare   Dat ic die waerheit so verclare   Dat3 ic de waerheit so verclare
40 I 40   Datmen weten moet dat ware   Dat men weten moet dat ware   Dat men weten moete dat ware
41     Ovden6 boeken hoer ic gewagen   Oude boeken hoer ic ghewagen   Ouden boeken horic ghewaghen
42     Dat al tlant beneden nyemagen   Dat alt lant beneden nyemagen   Dat al tlant beneden nimaghen
43     Wilen neder zassen hiet   Wilen neder zassen hiet   Wilen neder zassen hiet
44     Also als die stroem versciet   Also als die stroem versciet   Also alst de stroem versciet
45 I 45   Vander masen ende vanden rine   Vander masen ende vanden rijn   Vander mazen ende van den rine
46     Die scelt was dat westende sine   Die scelt was dat westende sijn   Die scelt was dat west ende sine
47     Also als si valt indie zee   Also als si valt in die zee   Also als si valt in de zee
48     Oest streckende min no mee   Oest streckende min no mee   Oest streckende mijn no mee
49     Dan toter lauece of ter elue   Dan toter lauwerse of ter elue   Dan toter laueten of ter eluen
50 I 50   Die keyseren van romen selue   Die keyseren van romen zelue   Die keysere van romen selue

  volgende 50 regels | Ga naar regel

1: boven de kolom het woord assit (waarschijnlijk is het erboven staande woord deus door de binder afgesneden)
2: de initiaal ter hoogte van vier regels en licht versierd met penwerk
3: stille achter de volgende regel
4: n verbeterd uit een andere letter, mogelijk uit e
5: t verbeterd uit een lange s
6: lombarde ter hoogte van één regel
1: boven de kolom de woorden Deus assit
2: de initiaal ter hoogte van zeven regels en versierd met penwerk; J-lijsten lopen van de initiaal langs de bovenrand en de linkerrand van het tekstblok, welke zelf zijn versierd met penwerk en in de rechter- en ondermarge uitlopen in wijnrankachtige lijnen
3: de eerste drie verzen vanwege ruimtegebrek naast de initiaal geschreven in zeven regels: OM dat ic / niet en wille / Dat minen sin / yet legghen / stille. Ende / verderue met / ledicheden
4: o verbeterd uit iets anders
1: de initiaal ter hoogte van zeven regels en versierd met penwerk
2: hier een punt, mogelijk ter afscheiding van deze regel van het vers in de rechter kolom; ook de volgende naar rechts uitspringende verzen 6 en 7 zijn afgesloten met een punt, evenals de daaropvolgende verzen 8-13
3: de beginletters van de eerste zeven regels van de kolom zijn vanwege ruimtegebrek, veroorzaakt door het opschuiven van de regels naast de initiaal in de linkerkolom, niet los van de volgende tekst gezet