Tekst |
Limburg stuurde in 1827 de gevraagde gegevens in. De volgende jaren ontbreken de gegevens voor Limburg onder invloed van de Belgische scheiding. Vanaf 1840 is Limburg weer in de Nederlandse statistiek opgenomen. In 1869 werden er voor Weert 3 bussen opgegeven, in 1870 nog twee. Deze werden in 1871 uit de statistiek weggelaten, omdat zij alleen drinkgelagen hielden. Niet in de statistiek voor zieken- en begrafenisbussen, maar wel een aantal jaren aan het departement opgegeven als instelling ter voorkoming van armoede waren fondsen bij mijnbedrijven. Het mijnfonds Neue Prick werd vanaf 1863 wel gemeld, maar met de toevoeging, dat het niet in werking was. In 1872 werd meegedeeld, dat de arbeiders van die mijn aangesloten zijn bij het fonds van de naburige Duitse mijn het `Knappschafts-verband Wurm-Rivier'. Ook de domaniale mijnen hadden een fonds, dat ziekengeld, arts, medicijnen en begrafenisverzorging kende. Tevens werden de kinderen in staat gesteld onderwijs te volgen, dat was een verplichting. Niet nakomen kon leiden tot uitsluiting uit het fonds. Het fonds hief contributie en kreeg een bijdrage van de mijneigenaren. In 1863 waren er 182 deelnemers, in 1870 198. De opgave van het aantal leden is zeer onvolledig. Leden volgens Armverslag: 1840 1742; 1845 1147; 1850 1572; 1855 2517; 1860 2462; 1865 2512; 1870 2183; 1875 2649; 1879 2661. |