Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Knechtsbus

Gegegevens

Naam Knechtsbus
Plaats Haastrecht
Provincie Zuid-Holland
Aard werklieden
Datum 1748-1948
Jaar van oprichting 1748
Jaar van opheffing 1948
Bestaansduur > 50 jaar
Ziekengeld ja
Ziektekosten ja
Begrafenisgeld ja
Ouderdom ja
Leden
Jaar Aantal
1760 122
1770 158
1800 80
1827 94
1830 95
1835 78
1840 72
1845 82
1850 74
1855 73
1860 86
1865 74
1870 64
1875 58
1892 45
1900 35
1925 67
1935 60
1948 36
Tekst

Knechtsbus. 1748-1948.

Reglement: 22 okt. 1748; ampliaties 12 nov. 1748; 12 febr. 1749; 2 nov. 1750; 2 nov. 1751; 1 nov. 1754.

Oprichting: op verzoek van de knechts vroegen de looiers- en lijndraaiersbazen toestemming van de gemeente de bos op te mogen richten; ook bazen van andere ambachten stemden er mee in. Verplicht lidmaatschap. De bus was al in werking voor de officiële toestemming werd gegeven. Octrooij gegeven door Staten van Holland en West-Vriesland, 18 mey 1754.

Opheffing: 22 okt. 1948 (Kölker, 154 en 189).

Bestuur: 1892 bazen 2 jaar lid bestuur. Wijzigingen moeten door het gemeentebestuur worden goedgekeurd. Vergaderingen bij het doen van de rekening nauwelijks bezocht, alleen als men kans heeft als bejaarde aangewezen te worden.

Voorzieningen: ziekengeld, volgens reglement 54 stuivers bij contributie van 3 stuiver, aflopend tot 9 stuiver bij contributie van ½ stuiver; 1782: 30 tot 7½ stuiver; 1791 bepaald dat er na 3 maanden half geld wordt gegeven; volgens opgave 1827 (in 1802 ingevoerd) ƒ2,- aflopend tot 75 cent; medicijnen; arts (in febr. 1749 chirurgijn in dienst van de bos); Volgens het reglement moeten de overlieden desgewenst een kist laten maken van ƒ3-6,-; het reglement stelde tevens dat na vijf jaar een uitkering vanwege ouderdom of arbeidsongeschiktheid kon worden aangevraagd van ƒ0,50-2,50 afhankelijk van de contributie, de eerste vijf jaar slechts de helft. Reglement 1846 's zomers ƒ1,50, 's winters ƒ2,-; ±1892 nog volgens het reglement 1755: voorzieningen hetzelfde, nu alleen voor ouderen ƒ1,50. Reglement 1907 oude mannengeld ƒ0.75; ziekengeld na 7 dagen ƒ2,-, na 13 weken ƒ0,75. 1909 begrafenisgeld ƒ15; 1934 ƒ25.

Leden: 1760/1 122; 1770/1 158; 1800/01 80; 1827 94; 1830 95; 1835 78; 1840 72; 1845 82; 1850 74; 1855 73; 1860 86; 1865 74; 1870 64; 1875 58; 1892 45; 1900/01 35; 1925 67; 1935 60; 1948 36.

Contributie: variërend naar klasse reglement 1748 ½-3 stuivers. 1836 7½-15 cent; 1892 jonger dan 18 jaar 5 cent, overigen 10 en 15 cent. Niemand betaalde echter 15 cent, dus in feite waren er slechts 2, geen 3 klassen; 1909 contributie gedifferentieerd naar leeftijd: 10 cent; ouder dan 40 jaar 11, ouder dan 45 jaar 12 cent; 1922 resp. 17, 18 en 19 cent; 1942 nog slechts een klasse à 6 cent.

Bezit: 1748 ƒ235 in kas; 1765 ƒ288 in kas, ƒ¦2200 belegd; 1791 ƒ2500 belegd; 1859 ƒ4000 2½%; 1895 ƒ4.600 2½%.

Bijzonderheden: 1. In 1748 bepaalde de overheid, dat de directeuren van de bos vrije plaats in de kerk hadden bij de armmeesters. 2. In 1846 ontving de geneesheer ƒ125,- (inclusief medicijnen). 3. Getuige bij het verhoor in 1892 had reglement 1755 bij zich, veranderingen niet in reglement aangebracht. In 1892 slechts 1 bejaarde trekkend en vrij van contributie.

Bronnen: Armverslag 1827; S. 138, 1748-? Ziekenfondsrapport Nut, 22; Verhoren, 816-818; Fondsenenquête, 429; NMG, 516; departementale lijst; Kölker; NA, Ministerie van Financiën, toegang 2.08.41, inv. nr 720; Archief, 1747-1948.