Verzekeringsfondsen

Amicitia. 1809-

Oprichting: 1809 meegedeeld op opgave 1829. Reglement 1827. Enquête 1812 4 febr. 1809.

Opheffing: fonds kwam nog voor in inventarisatie Verzekeringsbode, niet meer in latere rapporten. Latere gegevens over een gelijknamig fonds betreffen een ander fonds (zie 1400).

Voorzieningen: 1812 arts en medicijnen; begrafenis afhankelijk van duur 67Fr20-72 Fr; 1827 arts; medicijnen; kraamgeld (in ieder geval in jaren vijftig; het werd in het reglement 1827 nog niet vermeld); begrafenisgeld volgens reglement 1827 verhoogd ivm goede situatie van het fonds; bij eerste vijf jaar lidmaatschap ƒ35 oplopend tot ƒ100 bij 25-30 jaar lid. Kinderen expliciet van begrafenisgeld uitgezonderd.

Contributie: 1812 12Fr28 en 1Fr86 entree.

Leden: 1812 265; 1830 300; 1835 284; 1840 284; 1845 230; 1850 214; 1855 166; 1861 in ziekenfonds 120 en 20 kinderen, in begrafenisfonds 84; 1865 159, waarvan nog 32 in begrafenissociëteit; 1870 249 en 12 in begrafenissociëteit; 1875 183½; 1880 115.

Bezit: rekening 1837/8 rente van ƒ3000 nationale schuld nominaal en ƒ136 bij kas; 1853 ƒ1500 id., maar dit is borg voor een schuld bij de artsen van ƒ757,50.

Directie: 1827 J. Lehmann, directeur en boekhouder; na dood Lehmann (1830) N.J. Kelk; 1837/8 Jan Hendrik Rooster; P.C. Boelhouwer; 1839 Nic. van Aken; 1853 P.E. van Aalst; 1854/5 Wr. de Keizer, J.M.A. Roelants; 1859 W. de Keizer; 1885 idem.

Bronnen: Armverslag 1830; Enquête 1812; Verzekeringsbode (1885) bijlage 10.