Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Ziekensociƫteit 'Den lijder hulp te bien in ziekte enz.'

Gegegevens

Naam Ziekensociƫteit 'Den lijder hulp te bien in ziekte enz.'
Plaats Rotterdam
Provincie Zuid-Holland
Aard onderling
Datum 1839-1892 (laatste vermelding)
Jaar van oprichting 1839
Laatste vermelding 1892
Bestaansduur > 50 jaar
Ziektekosten ja
Begrafenisgeld ja
Leden
Jaar Aantal
1839 81
1840 85
1845 103
1850 106
1855 80
1873 34
1876 28
1880 25
Tekst

Ziekensociëteit `Den lijder hulp te bien in ziekte, smart en pijn, Zal van deez Sociëteit het eenigst doelwit zijn'. 1839-±1872 in liquidatie.

Opgericht: 4 nov. 1839.

Opheffing: in 1849 werd de contributie verhoogd. In 1872 wordt meegedeeld, dat deze sociëteit is opgeheven bij gebrek aan leden. Bij het inwinnen van inlichtingen voor de samenstelling van de statistiek over 1880 laat de secretaris in aug. 1881 weten, dat de sociëteit al sinds 18 à 20 jaar geen nieuwe leden meer aanneemt en dus zachtjes uitsterft. Er is nog voldoende geld in kas om het sterfgeld à ƒ40 uit te keren. Volgens de Verzekeringsbode 1885 bestond het nog. Het kwam nog voor in het adresboek 1889. Het uitstervingsproces nam dus geruime tijd in beslag óf het fonds werd gereactiveerd.

Voorzieningen: arts, geneesmiddelen, verloskundige hulp of desgewenst ƒ3,- kraamgeld, begrafenis­geld (in 1873 gesteld tot maximaal ƒ40).

Leden: 1839 81; 1840 85; 1845 103; 1850 106; 1855 80; 1873 34; 1876 28; 1880 25.

Bezit: 1842 ƒ500 nationale schuld; 1857 ƒ1100 nominaal nationale schuld; 1877 ƒ1000 in effecten.

Directie: 1839 J.J. Tavenraat en W.N. Rose; 1855 meegedeeld, dat W. Branbacht, sinds de oprichting secretaris, is overleden en is vervangen door K. de Groot; 1875 J.C. van Bockhove, wed. K. de Groot (apoth.), Q.J. Goddard (geneesh.) en J.A. Terneden (heelm.).

Bijzonderheden: In MvT 1848 gesteld dat de sociëteit achteruitgaat, omdat de sterfte hoger is dan berekend. Er vindt op vrijwillige basis korting plaats op het salaris van de geneeskundige, de secretaris en de knecht, in 1851 weer naar het oude niveau. `De sociëteit telt onder haar leden geene dadelijke behoeftigen, maar alleen die tot den arbeidenden en middelbaren burgerstand behooren.' In 1855 wordt er - wederom - geklaagd over de concurrentie van andere sociëteiten. Door de duurte kan men zich van zijn loon vaak het lidmaatschap niet meer permitteren en laat men het op een royement aankomen.

Bronnen: Armverslag 1839; Fondsenenquête, 258, geeft gelijknamige sociëteit maar zonder vermelding van begrafenisuitkering; Verzekeringsbode (1885) bijlage 10, directeur J.C. van Bochove; departementale lijst, maar directie en adres ontbreken.