Leidsche Straalsche (of Straaltse) beurs
Gegegevens |
|||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Naam | Leidsche Straalsche (of Straaltse) beurs | ||||||||||||||||||||
Plaats | Leiden | ||||||||||||||||||||
Provincie | Zuid-Holland | ||||||||||||||||||||
Aard | onderling | ||||||||||||||||||||
Datum | 1686-1846 | ||||||||||||||||||||
Jaar van oprichting | 1686 | ||||||||||||||||||||
Jaar van opheffing | 1846 | ||||||||||||||||||||
Bestaansduur | > 50 jaar | ||||||||||||||||||||
Ziekengeld | ja | ||||||||||||||||||||
Begrafenisgeld | ja | ||||||||||||||||||||
Leden |
|
||||||||||||||||||||
Tekst | Leidsche Straalsche beurs. 1686-1846. GAL. Op 6 sept. 1686 werd het verzoek van de bewoners afkomstig uit Stralen om een beurs te mogen oprichten goedgekeurd. (stadsarchief, inv. 89, F. 28 vsº); reglement 18 sept. 1749; 1777; 1820; 1833 + alteratie. Enquête 1812 hervormd 18 sept. 1749. Opheffing: de registratie in het register der beurzen loopt tot en met 1844, eronder aangetekend 1846 opgeheven. Het armverslag geeft geen opheffing voor 1846, wel 1845. Gezindheid: rooms. Voorziening: 1686 ziekengeld ƒ2,50; 1812 ziekengeld 3Fr15 1e week, erna 2Fr10 (1 jaar), begrafenis 63Fr; reglement 1820 ziekengeld ƒ1,50 (½ jaar, dan ½ jaar ƒ1,-), als minder dan ƒ400 bij kas is stopt het ziekengeld tot er weer ƒ600 aanwezig is; in 1827 geen ziekengeld uitgekeerd; waken. Begrafenisgeld reglement 1820 voor uitgetrokken leden en hun vrouwen ƒ25; voor leden ƒ40; dragers. 1827 ƒ46. Als 's winters meer dan ƒ600 bij kas is kan het bestuur uitdeling doen of contributiebetaling stop zetten. Leden: volgens reglement 1820 maximaal 120. 1790 86 (16); 1800 104 (20); 1810 92 (18); 1812 100; 1820 106 (18); 1827 130 (22); 1830 126 (26); 1840 114 (21); 1844 85 (19). Contributie: 10 cent zowel volgens het reglement van 1686 als dat van 1820; 1812 11Fr42 en 1Fr26 entree. Bezit: 1790 ƒ525; 1800 ƒ662; 1810 ƒ629; 1820 ƒ540; 1830 ƒ500; 1840 ƒ727; 1844 ƒ463. Bijzonderheden: ziekengeld tegen overlegging doktersverklaring; vervolgens controleert het bestuur. Als iemand door ouderdom of verval van krachten niet kan werken `zal men de zoodanige niet vermogen te laten uittrekken'. Men is verplicht het lijk afzonderlijk te begraven `en geenszins in de zoogenaamde gemeente put'. Als men de begrafenis zelf wil regelen mag dat, maar wordt er wel 10 cent voor ieder lid afgetrokken. In geval van conflicten doen de burgemeesters een bindende uitspraak. Bronnen: Armverslag 1827; S. 120, ± 1740...1833- ; enquête 1812; GAL, Stadsarchief. |