Leijdsche geregtigheid
Gegegevens |
|||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Naam | Leijdsche geregtigheid | ||||||||||||||||||||||
Plaats | Leiden | ||||||||||||||||||||||
Provincie | Zuid-Holland | ||||||||||||||||||||||
Aard | onderling | ||||||||||||||||||||||
Datum | 1710-1901 (laatste vermelding) | ||||||||||||||||||||||
Jaar van oprichting | 1710 | ||||||||||||||||||||||
Laatste vermelding | 1901 | ||||||||||||||||||||||
Bestaansduur | > 50 jaar | ||||||||||||||||||||||
Ziekengeld | ja | ||||||||||||||||||||||
Begrafenisgeld | ja | ||||||||||||||||||||||
Leden |
|
||||||||||||||||||||||
Tekst | Leijdsche geregtigheid. 1710-1905 GAL: Verzoek tot oprichting van een beurs voor 80 personen toegestaan 9 okt. 1710. (stadsarchief, inv. 100, 14 vs); reglement 1751; 1794; 1801; 1810; 1826. Cijfers ledenbestand 1892-1895. Ook in de negentiende eeuw gaven B&W nog goedkeuring aan reglementswijzigingen. Enquête 1812 opgericht 17 jan. 1751. CCS geeft oprichting 1799. Opheffing: Nieuwe Tilburgsche Courant 17.10.1905. Bezit verdeeld (ƒ100 pp). Gebrek aan nieuwe leden vanwege alternatieve mogelijkheden. Gezindheid: gereformeerd. Voorzieningen: ziekengeld volgens reglement 1710 ƒ3,-, tweede half jaar ƒ1,50; reglement 1794 ƒ2,50 als ƒ900 in kas is, aflopend tot ƒ1,50 bij ƒ500-700, na half jaar half geld; bij minder geen ziekengeld; 1812 1e week en 2e half jaar 3Fr15 of zo mogelijk meer, 1e half jaar 5Fr25, begrafenis 67Fr83; 1827 ƒ2,50; begrafenisgeld reglement 1710 ƒ24; reglement 1751 ƒ32,30; reglement 1794 ƒ40; 1827 ƒ46,50 en ƒ40; ±1892 ƒ50 (reglement 1849). Volgens het reglement 1710 werd er ook een ouderdomsuitkering gegeven. `Ende de oude afgesloofde participanten sullen trecken ende genieten eene gulde tien stuijvers den tijd van achttien maanden.' Leden: reglement 1794 80 of zoveel meer als hoofdlieden in het belang van de beurs achten. 1790 94 (19); 1800 105 (18); 1810 125 (18); 1820 205 (25); 1827 326 (37); 1830 335 (29); 1840 443 (50 weduwen en 11 ongehuwden); 1850 391 (96); ±1890 100-500; GAL 1892 54 leden, 32 weduwen; 1895 45 leden en 24 weduwen. Volgens het reglement 1849 maximaal 450 leden. Contributie: 10 cent of zoveel meer als nodig is, bij meerderheid van stemmen; bij ieder sterfgeval 2½ cent; 1812 11Fr42 en 1Fr57 entree. Bezit: 1790 ƒ1168; 1800 ƒ981; 1810 ƒ951; 1820 ƒ628 in kas, ƒ2500 NWS, ƒ728 uitgestelde;1830 kas ƒ278, NWS ƒ6000; 1840 kas ƒ126 en ƒ7500 NWS; 1850 ƒ126 kas, ƒ5000 NWS; 1893 ƒ2100 nominaal in effecten. Bijzonderheden: ziekengeld als arts werken onmogelijk acht; wekelijkse controle door hoofdlieden; reglement 1794 uitgetrokken leden en weduwen krijgen nog begrafenisgeld volgens het oude reglement; schepenen beslissen bij conflict; verbod dubbellidmaatschap. Bestuur 1880: J. Gijsman (schipper); J. Sommerweil; J. v.d. Tas (metselaar); J. Fontein Pzn. (fabrikant); H. van Borselen (timmerman) is de boekhouder. Bronnen: Armverslag 1827; S. 179, 1751-?; enquête 1812; GAL, Stadsarchief; Begrafenisrapport Nut, 197, geeft als oprichtingsdatum 1711; Fondsenenquête, 313; CCS 1894, no. 306; departementale lijst. |