Verzekeringsfondsen

Medicijn-toelaag en begrafenisfonds. 1849-1 maart 1917 in liquidatie

Opgericht 1849 door departement Nut. Het fonds heeft beschermheren.

Bijzonderheden: Bij statistiek 1865 werd gemeld, dat het Medicijnfonds opgehouden heeft te bestaan. In 1866 werden geen uitgaven voor medicijnen en arts geboekt, maar in 1870 werd wel gemeld, dat het begrafenisfonds aan het medicijnfonds een toelage heeft verstrekt ter dekking van het tekort. In 1871 wordt weer gemeld dat het per 1 jan. 1871 opgeheven is vanwege onvoldoende deelnemers. Merkwaardig is ook, dat toen tegelijkertijd de opheffing van het toelagefonds werd aangevoerd ter verklaring van de daling van het aantal busdeelnemers in Kampen. In 1879 nam het Nut wederom het initiatief tot oprichting van een ziekenfonds (zie nr 1015).

Opheffing: Het Centrum 26.2.1917. Bij de opheffing van het medicijnfonds wordt besloten geen nieuwe leden meer in het begrafenisfonds aan te nemen.

Voorzieningen: zieken- en begrafenisgeld, medicijnen en geneeskundige hulp van 1851 tot 1871; ±1892 (reglement 1888) begrafenisgeld naar klassen ƒ30, 40, 60 en 80, kinderen tot 10 jaar te verzekeren voor ƒ10, van 10-18 jaar voor ƒ20; toelaagfonds ziekengeld ƒ1,50.

Contributie: 1892 Medicijnfonds: 12 cent per echtpaar, kinderen onder 3 jaar gratis; 3-14 jaar 3 cent; 14-18 jaar 5 cent; ouder dan 18 jaar 8 cent; vrije artsenkeus. Toelage fonds 3 cent, geeft recht op ziekengeld van ƒ1,50 gedurende 26 weken; 1892 begrafenisgeld variërend van ƒ30-80.

Leden: 1851 867; ±1890 1000-5000; 1892 Begrafenisfonds 13-14.000.

Bronnen: Armverslag 1850; S. 564, 15 sept. 1849-bestond nog 1895; Begrafenisrapport Nut, 183; Fondsenenquête, 670; Enquête Zwolle enz., 96; departementale lijst.