Verzekeringsfondsen

Nieuwe Vlaamsche beurs. 1665-1845

Oprichting: Aanvrage van de Ordre op de Nieuwe Vlaemsche beurse, goedgekeurd 20 april 1665 (stadsarchief, inv. 79, F. 135), veranderd en vermeerderd 9 mei 1696 (idem, inv. 191, F. 209); 1733 ampl. 1747; 1836 (herzien); volgens enquête 1812 22 juli 1752 opgericht.

Opheffing: het register van de beurzen loopt tot aug. 1845. Eronder opgeheven.

Gezindheid: rooms. Reglement 1836 maakt geen melding van gezindheid.

Doelgroep: reglement 1836 onbepaald ledental van allerlei handwerk. Volgens reglement 1733 zouden Vlamingen en hun kinderen altijd voorgaan.

Voorziening: reglement 1665 ziekengeld ƒ2,50 en ƒ10,- voor de doodskist; begrafenisgeld reglement 1733 ƒ25; 1812 3Fr15 ziekengeld en 63Fr begrafenis; 1827 ƒ38,60; reglement 1836 ƒ40, dragers. Waken bij zieken.

Leden 1790 105 (17); 1800 64 (27); 1810 82 (17); 1812 130; 1820 69 (14); 1827 82 (18); 1830 90 (18); 1840 80 (16); 1845 37 (15).

Contributie: 10 cent. In 1692 bepaald, dat als er minder dan ƒ50 bij kas is de contributie ten behoeve van de zieken 20 ipv. 10 cent is; 1812 11Fr. en 1Fr26 entree.

Bezit: 1790 ƒ475; 1800 ƒ300; 1810 ƒ451; 1820 ƒ426; 1830 ƒ422; 1840 ƒ467; 1845 ƒ404.

Bijzonderheden: volgens reglement 1733 werd er ziekengeld gegeven, 1e week ƒ1,50, dan moeten de hoofdlieden met een arts gaan controleren en wordt zonodig ƒ2,50 ziekengeld gegeven (6 maanden), dan met ƒ6,- uitgekocht. Uit het reglement 1836 blijkt, dat ook deze beurs een afzonderlijke administratie voor weduwen had. Indien er zich conflicten tussen leden en bestuur mochten voordoen, dient de rechter te beslissen.

Bronnen: Armverslag 1827; S. 106, 1733- ; enquête 1812; GAL, stadsarchief.