Verzekeringsfondsen

Zeemtouwersknechtsbeurs. 1669-1847.

GAL. De Seemtouwers, witmakers en tobbeerdersknechts verwijzen bij hun verzoek om ampliatie, dat 2 juli 1705 werd goedgekeurd, naar de oprichting en goedkeuring van hun beurs in 1669. (stadsarchief, inv. 96, F. 177) Reglement gedrukt 1794, waarin wijzigingen 1760, 1769, 1774 en 1791 zijn opgenomen; nieuw nader 1833. In het Register der beurzen pas opgaven vanaf 1810; Enquête 1812, vernieuwd 2 febr. 1769.

Gezindheid: gereformeerd.

Opheffing: in GAL bevindt zich een briefje dd. 4 juli 1847, dat met goedkeuring van de leden het overgebleven geld is verdeeld.

Doelgroep: zeemtouwers, witmakers en tobbeerdersknechts.

Voorziening: begrafenisgeld volgens ampliatie 1705 van ƒ9,- naar ƒ12,-; volgens reglement 1794 verhoogd van ƒ24, waarnaar het in 1760 was verlaagd, naar ƒ31; 1827 ƒ40. 1812 ziekengeld 3Fr15 (½ jaar), begrafenis 65Fr10. In 1827 geen ziekengeld meer uitgekeerd: volgens oorspronkelijk reglement ƒ2,50 resp. ƒ1,50, in 1769 verlaagd naar ƒ1,50 resp. ƒ1,-; waken; 1774 bepaald dat uitgetrokkenen recht houden op begrafenisgeld voor zich en zijn vrouw.

Leden: volgens oorspronkelijk reglement maximaal 70, in 1791 verhoogd tot 100. 1810 114 (15); 1821 118 (10); 1827 130 (14); 1830 117 (-); 1840 94 (28); 1847 44 (30).

Contributie: 1827 15 cent per veertien dagen; bij sterfgeval 20 cent.

Bezit: 1810 ƒ589; 1821 ƒ397; 1827 ƒ762; 1830 ƒ662; 1840 ƒ516; 1848 ƒ86.

Bronnen: Armverslag 1827; S. 68, 2 juli 1705, laatste herziening 1833; enquête 1812; GAL, Stadsarchief.