Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Weduwenfonds voor de geƫmployeerden tot het algemeen bestuur behoorende

Gegegevens

Naam Weduwenfonds voor de geƫmployeerden tot het algemeen bestuur behoorende
Plaats 's-Gravenhage
Provincie Zuid-Holland
Aard overheidspersoneel
Verzekering op het leven weduwen- en wezenfonds
Datum 1804-1891
Jaar van oprichting 1804
Jaar van opheffing 1891
Bestaansduur > 50 jaar
Weduwegeld ja
Tekst

Weduwefonds voor de geëmployeerden tot het algemeen bestuur behoorende. 1804-1891 in liquidatie.

Opgericht bij besluit van het Staatsbewind 13 sept. 1804, gewijzigd bij KB 28 april 1808. Volgens Roeleveld was het fonds ook bedoeld voor ministers, hij vermeldt deze althans in de naamgeving. In de Franse tijd door vrijwillige bijdragen van de belanghebbenden in stand gehouden. In het rapport van de Staatscommissie 1878 wordt gesteld, dat het KB 18 jan. 1814, 6 het bestaande fonds gesloten verklaarde, maar dat het werk werd voortgezet onder de bepalingen van het nieuwe KB. De Staats Almanak stelt, dat het KB het fonds bevestigde. Tussentijds wijzigingen zie Staatscommissie. Doelgroep: volgens de Staats Almanak 1862 geregeld in KB 5 april 1817 en 23 sept. 1828: alle ambtenaren voor wie geen weduwenfonds of pensioen is ingesteld. Bij KB 15 mei 1868, 35 voor alle ambtenaren opengesteld. KB 19 aug. 1871, 24.

Opheffing: met het inwerking treden van de wet tot regeling van het weduwen- en wezenpensioen van burgerlijke ambtenaren is het fonds voor nieuwe toetredingen gesloten.

Inkomen fonds: de helft der leges, bijdragen van ambtenaren en inkomen uit gevormd kapitaal. Staatscommissie 1878: als leges inkomsten vervallen ontstaat er een tekort van ƒ90.000 per jaar (hoofdstuk III).

Uitkering weduwen: tot eind 1861 1/4 van de jaarwedde van de ambtenaren, vanaf 1862 1/3. Na overlijden van de weduwe wordt de uitkering voortgezet tot het jongste kind 23 jaar is; volgens de Staatscommissie: helft van de wedde; ook uitkering voor wezen.

Ongehuwde ambtenaren kunnen hun moeder, mits weduwe als uitkeringsgerechtigd aanwijzen.

Volgens de Staatscommissie 1878 vertoonde het fonds per 1 jan. 1878 een overschot van ƒ 1.065.000.

Bronnen: Jaarboekje voor de provincie Zuid-Holland, 1877, 296. Rapport aan den Koning, uitgebracht door de Staatscommissie 1878; Almanak N-Brab. 1822 ev.; Staats Almanak.