Weduwen- en wezenfonds van het voormalig broodbakkersgilde
Gegegevens |
|||||
---|---|---|---|---|---|
Naam | Weduwen- en wezenfonds van het voormalig broodbakkersgilde | ||||
Plaats | Middelburg | ||||
Provincie | Zeeland | ||||
Aard | gilde | ||||
Verzekering op het leven | weduwen- en wezenfonds | ||||
Datum | 1736-1832 | ||||
Jaar van oprichting | 1736 | ||||
Jaar van opheffing | 1832 | ||||
Bestaansduur | > 50 jaar | ||||
Weduwegeld | ja | ||||
Wezen | ja | ||||
Leden |
|
||||
Tekst | Weduwen- en wezenfonds van het voormalig broodbakkersgilde. 1736-1832 in liquidatie Reglement 1772, opgericht 1736; raadstoezicht. NB: Dit fonds en het fonds voor de stedelijk bedienden werden tot en met 1845 steeds opgegeven voor het Armverslag, maar de gegevens werden niet uitgesplitst. In 1845 werd bij de toelichting gesteld, dat het eigenlijk geen instellingen ter voorkoming van armoede waren, evenmin als andere levensverzekeringen, die ook niet in het armverslag opgenomen werden. NA, Armwezen 1832-1878, inv. 731, 24 juli 1846, 67. Opheffing: Staatssecretarie inv. 3793, 7 april 1833, 5, rapport Armwezen stelt: er worden geen nieuwe leden meer aangenomen. Als de laatste weduwe is overleden houdt de beurs op te bestaan. Leden: 1828 14, trekkend 13 (ƒ45) Uitkering weduwe: 30 ponden Vlaams, als dat geld tenminste beschikbaar is. Als de vrouw hertrouwt ook geen uitkering meer voor de kinderen. Als 2e man sterft wordt de uitkering voor de kinderen hervat. Contributie: volgens reglement 1772 3 ponden Vlaams; als iemand zonder kinderen overlijdt 8 ponden Vlaams uit de boedel. Geldt ook voor weduwe. Voor kinderen wordt 16 schelling 8 groten Vlaams betaald tot het jongste kind 16 is. Bezit: 1828 ƒ1100 in effecten. Bestuur 1830: A. Engelse; P. Gastelaar; I.S. Frederiks. Bronnen: NA, Armwezen 1813-1832, inv. 1794, 9 sept. 1828, 41H; 1846, 30 okt. 1829, 52H; inv. 1893, 2 dec. 1830, 21H. |