Tekst |
Aanvankelijk schrapte het departement de drie dragerscolleges uit de statistiek. Zeeland bleef deze echter opgeven, hoewel zij vaak de gevraagde gegevens niet verschaften. In 1855 daalt het aantal bussen met 6, omdat het slechts om dragerscolleges ging. In de statistiek worden in 1842 drie niet nader genoemde bussen meer opgegeven, wat vergeleken met 1840 een stijging van het ledental met ±480 betekende. In 1843 werd er een bus minder geregistreerd. In 1853 werd gemeld, dat het ziekenfonds was opgeheven. Volgens Unger werd in 1853 de organisatie van de St. Jans arbeiders opgeheven. Aangezien bij de registratie in 1827 geen ziekenfonds aanwezig was, moet dit fonds in 1842 of in 1847 in de statistiek zijn opgenomen. Van de fondsen, die in de opgave van 1827 waren inbegrepen, werd in eerste instantie alleen bij het contract van de lijkdienaars een begrafenisuitkering in geld gemeld. Bij alle overigen was slechts sprake van onderlinge dienstverlening, hoewel voor de verzameltabel over 1827 bij nog twee organisaties een geldbedrag werd opgegeven. De gegevens wijzen erop, dat deze vijf colleges in 1855 als dragerscolleges niet meer in de totaaltelling werden opgenomen. Het 6e dragerscollege, dat na 1855 niet meer werd opgegeven, moet in 1842 of 1847 in de statistiek zijn opgenomen. In 1842 moet voorts het Zieken-toelaag en begrafenisfonds, dat later herhaaldelijk genoemd wordt, in de statistiek opgenomen zijn. Volgens de enquête van de 2e afdeling uit 1845 was in de stad verschillende keren een poging gedaan een ziekenbus op te richten, wat echter steeds mislukte. Vanaf 1855 heeft Middelburg met uitzondering van 1861 steeds 4 fondsen. Sinds 1855 worden of in de statistiek of naar aanleiding van vragen van het departement genoemd: `Uit Voorzorg' (6586; 1855 in de statistiek), `Zelandia' (6585; sinds 1853) en het Zieken-toelaag en begrafenisfonds (6581). De vierde bus was met zekerheid een begrafenisfonds, waarschijnlijk het Lijkdienaarscollege (6578), dat volgens Unger tot 1906 bleef bestaan, of de Sociëteit van de diaconie (6567) die nog in 1880 werd vermeld in het Zeeuws Jaarboekje. Aangezien Middelburg na de jaren vijftig nooit meer uitgaven voor geneeskundige zorg had, staat vast dat het Middelburgs Ziekenfonds, opgericht in 1849, nooit in de Statistiek opgenomen is geweest. Mogelijk moet de oorzaak van alle verwarring rond aan- en afmelding worden gezocht bij het Zieken-toelaag en begrafenisfonds, dat met enige regelmaat probeerde geneeskundige zorg te verstrekken. Iets dergelijks gebeurde ook bij het Medicijn-toelaag en begrafenisfonds (5950) in Kampen. Leden volgens Armverslag: 1830 106; 1835 263; 1840 273; 1845 993; 1850 1649; 1865 5665; 1870 6498; 1875 7064. |