Verzekeringsfondsen

`Tot nut en voorzorg'. 1812-fusie ±1845 met `Wanneer men alle zorg' en `Wil men erkentenis verwachten'

Oprichting: volgens Enquête 1812 was Tot nut en voorzorg opgericht op 1 jan. 1812.

In 1840 wordt meegedeeld, dat de reglementswijziging van 1 juli 1824 nu voor alle leden geldt.

Fusie: vanaf ±1845 staan de drie fondsen onder een bestuur, maar de opgaven worden nog wel voor alle drie afzonderlijk, zij het op een formulier gedaan. Al eerder waren er personele banden met `Wanneer men alle zorg', zelfde directeuren.

Opheffing: In 1872 werd meegedeeld, dat het fonds beschouwd kon worden als eerstdaags opgeheven te zijn.

Voorzieningen: 1812 arts en medicijnen; begrafenisgeld 115Fr50-279Fr, kinderen 21-42Fr afhankelijk van duur lidmaatschap; 1827 arts; medicijnen; begrafenisgeld. Reglement 1847 besloten, dat vrouwen desgewenst gratis verloskundige hulp konden krijgen.

Contributie: 1812 13Fr65, kinderen 8Fr19 + entree 2Fr10, kinderen 1Fr15.

Leden: 1812 80; een niet gedateerde opgave (1829) geeft 200; 1832 150; 1837 135 en 17 kinderen; 1840 130; 1844 98; 1850 59; 1855 47; 1861 29; 1870 15.

Bezit: 1840 ƒ1000 à 5% nationale schuld (ƒ1019 reëel); 1850 ƒ800 werkelijke schuld; 1870 idem.

Directie: ±1830 Van der Helm; L. van Es; S. Jacobsen. 1839/40 J. Evers secretaris; 1847 J. Evers; G.H. van Wageningen; G.L. Greven; 1850 M. Wijt Jr. ipv Van Wageningen.

Bronnen: Armverslag 1827-1872.