Goubitz, Alida (1904-1975)

 
English | Nederlands

GOUBITZ, Alida (geb. Amsterdam 28-6-1904 – gest. Amsterdam 12-4-1975), tekenares, schilderes. Dochter van Joseph Goubitz (1875-1939), diamantbewerker, journalist en sigarenhandelaar, en Mettje Zijlstra (1883-1970). Ali Goubitz sloot op 5-4-1924 in Hilversum een ‘vrij huwelijk’ met Johannes Leendert Vleming (1904-1992), bloemkweker. Uit deze relatie, die duurde tot december 1936, werden 1 dochter en 1 zoon geboren.

Ali Goubitz groeide op als oudste kind in een arbeidersgezin waarin nog zeven kinderen geboren werden. Vader Joop Goubitz (van huis uit Joods) was als vrije socialist, communist en geheelonthouder op veel manieren maatschappelijk en politiek actief, terwijl hij een mager inkomen verdiende als diamantbewerker en journalist. Hij en de van oorsprong Friese Mettje Zijlstra (van huis uit christelijk) leefden in een vrij huwelijk. De familie Goubitz woonde eerst in Amsterdam en vanaf 1910 in Laren, in de buurt van de geestverwanten van de Tolstojaanse Kolonie van de Internationale Broederschap. Ali ging in Laren naar de Humanitaire School. Vermoedelijk is hier haar talent voor tekenen en schilderen ontdekt en ontwikkeld. In 1917 verhuisde het gezin naar Hilversum, waar Joop Goubitz – gedwongen door oogproblemen –een sigarenwinkel begon. Voor een middelbare-schoolopleiding was geen geld. Ali ging naar de avondschool en werkte op het Hilversumse batikatelier van Cornelis Bogtman en diens innovatieve zoon Louis. Op vioolles ontmoette ze de artistieke gymnasiast Hans Vleming, met wie ze eerst in de Horstermeer en later in Loosdrecht een bloemenkwekerij begon. Uit hun vrije huwelijk werd in 1925 dochter Marijke geboren en een jaar later zoon Hans.

Schilderes

In diezelfde periode begon Ali Goubitz steeds serieuzer te schilderen. Zij ontwikkelde haar talent los van elke school of stroming, maar vond – waarschijnlijk dankzij bemiddeling van Henriëtte Roland Holst – een toegewijde mentor in Richard Roland Holst, die toen hoogleraar-directeur was van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij zou haar tot zijn plotselinge dood in 1938 blijven adviseren, stimuleren en promoten. Op advies van Roland Holst schilderde Goubitz niet langer gestileerde figuren uit haar fantasie, maar ging zij strikt naar de natuur werken. In eerste instantie maakte zij vooral stillevens, later ook landschappen en portretten, steeds in klein formaat. In 1931 debuteerde Goubitz bij Kunstzaal Van Lier in Amsterdam, waar zij tot 1940 zou blijven exposeren en verkopen.

Vanaf 1936 leefde Ali Goubitz gescheiden van Hans Vleming. Ze verhuisde na een kort verblijf in Groet en Castricum met haar kinderen naar Bergen, waar ze haar intrek nam in een huisje dat eerder als atelier gebruikt was door onder anderen Charley Toorop. Tot haar grote verdriet werden de kinderen in 1938 toegewezen aan hun vader, die later met hen naar Canada emigreerde. In Bergen kwam Ali Goubitz in aanraking met andere kunstenaars die daar woonden en werkten zoals Eddy Fernhout en diens vrouw Rachel Pellekaan, maar ook Fernhouts moeder, Charley Toorop. Zo kwam een einde aan haar geïsoleerde kunstenaarschap.

In de Tweede Wereldoorlog woonde Ali Goubitz, met twee Joodse kinderen voor wie ze inmiddels zorgde (vermoedelijk achternichtjes), bij Henriëtte Roland Holst op landgoed de Buissche Heide bij Zundert. Als kind van gemengde ouders werd ze niet vervolgd, maar waarschijnlijk woonde ze er om de twee meisjes een schuilplaats te bieden. Haar broer Jan, die in het verzet zat, heeft er ook een tijd ondergedoken gezeten. Ze werkte er in het atelier van haar overleden mentor. Goubitz schilderde haar landschappen altijd binnen, maar deed dit aan de hand van tekeningen die zij in de natuur had gemaakt en die waren voorzien van uitgebreide aantekeningen en kleurcodes.

Na de oorlog

Na de oorlog verhuisde Goubitz naar Amsterdam. Ze bouwde een nieuwe vriendenkring op via de Studiekring voor Wijsbegeerte van Antonie Börger. In de jaren vijftig woonde en werkte zij ook veel in Frankrijk, in Menton en op Corsica. Daar begon zij weer meer uit de fantasie te schilderen, wat zij als een bevrijding ervaarde.

Terug in Amsterdam schilderde de als miniaturiste bekend staande Goubitz ook abstract werk. Vermoedelijk werd deze keuze haar vooral ingegeven door de smaak van de beoordelingscommissies van de contraprestatieregeling (de latere BKR), waarvan zij voor een belangrijk deel van haar inkomen afhankelijk was. Ook dit latere abstracte werk kenmerkte zich overigens door een grote verfijning en precisie. Ali Goubitz bleef tot in de laatste jaren van haar leven, toen zij al ziek was, gedisciplineerd schilderen. Zij wisselde de haar inmiddels kenmerkende abstracte ‘composities’ af met figuratieve landschappen. Nieuw waren de schilderijen van wolkenluchten waarvoor de trans-Atlantische vluchten naar haar dochter en kleinkinderen in Canada de inspiratie waren. Ali Goubitz overleed op 71-jarige leeftijd in Amsterdam.

Waardering

Contemporaine critici uit het interbellum als Hammacher, Klomp en Niehaus roemden de oorspronkelijkheid en aandachtigheid van het werk van Ali Goubitz. Zij spraken van ‘reinheid’ en ‘smetteloze zuiverheid’, van een geraffineerde techniek en een delicate en detaillistische schilderstijl. Ze zagen verwantschap met Chinese en Japanse kunst en legden een verband met het eveneens kleine, fijnzinnige, realistische werk van Fernhout en Pellekaan. Zo werd zij tot een representant van de nieuwe Bergense School. In 1940 schreef Hammacher dat het detail in het werk van Ali Goubitz ‘onze vluchtigheid van zien vasthoudt en verrast, en daardoor iets kan bijdragen aan het luisterrijke leven, juist door de volmaaktheid van het allerkleinste’ (Hammacher, 1940, 250). De volmaaktheid van het allerkleinste werd in 2002 de titel van een tentoonstelling die het werk van ‘vergeten schildertalent’ Ali Goubitz opnieuw in de belangstelling bracht (Museum voor Moderne Kunst Arnhem, 2002/Museum Kranenburgh Bergen, 2003).

Naslagwerken

BWSA (vader Joseph Goubitz); Jacobs; Jacobs (2000); RKD; Saur; Scheen (1969).

Archivalia

  • Letterkundig Museum, Den Haag: collectie R. N. Roland Holst, Brieven van Richard Roland Holst aan Ali Goubitz (R 00645 B 1).
  • Regionaal Archief Alkmaar: boek periode 1920-1939, folio 706; boek periode 1922-1939, folio 2454.

Werk

Schilderijen en tekeningen van Ali Goubitz bevinden zich onder andere in:

Kröller-Müller Museum, Otterlo; Museum voor Moderne Kunst, Arnhem; Rijksprentenkabinet, Amsterdam; Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Amsterdam/Rijswijk.

Voor een lijst van tentoonstellingen waar Goubitz geëxposeerd heeft, zie Arnhemse cahiers 4 (2002).

Literatuur

  • Cornelis Veth, ‘Werken van Ali Goubitz’, Maandblad voor Beeldende Kunst 12 (1935) 8-11.
  • A. M. Hammacher, ‘De fijnheid van de aandacht in de hedendaagse schilder- en teekenkunst’, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 50 (1940) 241-255.
  • Dirk A. Klomp, De Bergensche school (Amsterdam 1943) 259-262.
  • Carel Blotkamp en Ype Koopmans (red.), Magie en zakelijkheid, realistische schilderkunst in Nederland 1925-1945. Tentoonstellingscatalogus Museum voor Moderne Kunst, Arnhem (Zwolle/Arnhem 1999) 161-163.
  • ‘Interview met de zus van Ali Goubitz’, Museumkrant Historisch Museum Arnhem (Arnhem najaar 2002).
  • Marijke de Groot, ‘De stille aandacht van Ali Goubitz’, Arnhemse Cahiers 4 (2002) 7-31.
  • Franklin Goubitz en Bart Bokhorst, ‘De familie Goubitz’ Eigen Perk. Hilversums Historisch Tijdschrift (2015) nr. 3, 130-140.
  • Franklin Goubitz, ‘Mop Goubitz, de markante bloemist van de Gijsbrecht’ Eigen Perk. Hilversums Historisch Tijdschrift (2016) nr. 1, 26-37.

Illustratie

Zelfportret, 1946 (collectie auteur / foto Pieter Boersma).

Auteur: Aafje Terwey

laatst gewijzigd: 05/07/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.