Vos, Maria Wilhelmina (1897-1994)

 
English | Nederlands

VOS, Maria Wilhelmina (geb. Tijnje 12-10-1897 – gest. Dordrecht 21-8-1994), toneelschrijfster en dichteres. Dochter van Hinderikus Vos (1866-1936), hoofdonderwijzer en politicus, en Hendrina Christina Eggink (1864-1962), onderwijzeres. Marie Vos bleef ongehuwd.

Marie Vos werd geboren in het Friese dorp Tijnje (Gemeente Opsterland) als zesde van tien kinderen in een socialistisch onderwijzersgezin. Haar oudere zus Grietje maakte later als Margot Vos naam als dichteres. De ouders werkten op de openbare lagere school en brachten hun kinderen de socialistisch beginselen bij. In het gezin was ook veel aandacht voor muziek en boeken. Vanaf 1911 bezocht Marie de hbs in Heerenveen en daarna de opleiding tot onderwijzeres. Na het behalen van de lo-akte (1916) in Leeuwarden viel ze af en toe in op de school van haar vader, die als SDAP-lid van de Provinciale Staten vaak afwezig was.

AJC strijdliederen

Na de Eerste Wereldoorlog verhuisde Marie Vos naar Amsterdam, waar ze lid werd van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). In 1918-1919 werden haar verzen ‘De gouden wel’, ‘Aanneming’, ‘De laatste’ en ‘Meilied’ opgenomen in het jongerenmaandblad De Nieuwe Stem. Uit de gedichten spreekt naast liefde voor de natuur ook strijdbaarheid voor een betere wereld. Ook publiceerde ze poëzie in Het Jonge Volk, het orgaan van de AJC, en in De Daad, het sociaal-democratische jongerentijdschrift. In 1920 werkte Vos op het AJC-kantoor aan de Reguliersgracht, waar Koos Vorrink de leiding had. Een jaar later deed ze ook enige tijd administratief werk bij de Nederlandsche Vereeniging van Fabrieksarbeid(st)ers, maar vanwege strubbelingen met voorzitter Roel Stenhuis nam ze ontslag. Door bemiddeling van de socialistische dichter C.S. Adama van Scheltema kreeg ze vervolgens in 1922 een halve baan op het Bureau Auteursrechten in Amsterdam. Tevens werkte ze dat jaar in de bibliotheek van de SDAP, waar ze ontwerpster Fré Cohen leerde kennen – deze zou een aantal van haar boekomslagen maken.

Marie Vos voelde zich thuis in Amsterdam. De stad en de contacten die ze er opdeed boden haar inspiratie voor haar poëzie. Voor de AJC schreef ze ook lekenspelen, spreekkoren en teksten voor kamp- en strijdliederen. Deels was dit eigen werk, deels vertaalde ze teksten uit het Duits. Veel succes had Vos met het lekenspel Goudvreugde’s Ontwaken (1923), over de zoektocht van prins Dagdrager naar het meisje Goudvreugde, dat door een boze vloek langdurig in slaap is gebracht. Met behulp van een bijzondere ring kan de prins het meisje wekken, waarna, ingeluid door een meiboomdans, betere tijden aanbreken. Meer dan vijftien jaar achtereen werd het spel opgevoerd tijdens het Pinksterfeest van de AJC.

Naast het vertaalwerk voor de AJC begon Marie Vos voor verschillende uitgeverijen romans te vertalen, zoals in 1925 Menschenliefde van C.F. Ramuz. In dat jaar verscheen bij uitgeverij Querido ook haar eerste dichtbundel: Opgang, dat socialistisch getinte gedichten bevat. De schrijver A.M. de Jong voorzag de bundel van een voorrede. Er volgden meer dichtbundels, zoals Bloei (1927) en Roode geranium (1928). Intussen bleef Marie Vos voor de AJC teksten schrijven en vertalen, zoals de strijdliederen ‘Broeders verheft u’ en ‘Solidariteitslied’, de spreekkoren ‘Aan de aarde’ (1927) en ‘Reikt de handen!’ (1928), en de lekenspelen De wonderviool (1927) en De zeeslang (1931).

Huishoudster

Rond 1931 ging Marie Vos op verzoek van haar bijna zes jaar jongere broer Hein (1903-1972) het huishouden doen voor hem en zijn partner, de letterkundige Piet Jansen (1907-1994; schrijversnaam Aar van de Werfhorst). Aanvankelijk woonde het drietal in Rijswijk. In 1934 verhuisden ze naar Amsterdam Noord en in 1938 naar Hoevelaken, waar ze ook gedurende de oorlog bleven wonen. Het huishoudelijk werk combineerde Marie met schrijven. Zo zette ze haar vertaalwerk voor uitgeverijen voort. Naast Duitse en Franse boeken vertaalde ze boeken uit het Deens en Zweeds, zoals De vissers (1937) en Dagloners (1938) van Hans Kirk, en in 1943 de sprookjes van Andersen.

Na de Tweede Wereldoorlog vestigde Marie Vos zich met haar broer en diens partner in Wassenaar. Ze had nog maar weinig tijd om te schrijven of te vertalen omdat het huishouden haar vrijwel geheel in beslag nam. In die periode nam haar geloof in het socialisme af: ze zag hoe arbeiders veranderden in kleinburgers en vond het moeilijk om na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog nog in het goede van de mens te geloven. Toch werd ze uit loyaliteit lid van de Partij van de Arbeid. Loyaal was ze ook aan haar socialistische vrienden van het eerste uur. Zo schreef ze na de dood van Koos Vorrink in 1955 een herdenkingsgedicht voor hem.

De bestuurlijke activiteiten van haar broer Hein, onder meer als minister van Handel en Nijverheid, volgde ze met belangstelling. Bij elkaar zorgde ze bijna veertig jaar voor hem en zijn vriend, terwijl ze in 1956 ook de zorg voor haar moeder op zich nam, die toen bij hen kwam inwonen. Sporadisch verscheen er nog een enkele vertaling van haar hand, zoals uit het Zweeds de roman Wij, Christina, bij de gratie Gods (1957) van Py Sörman en uit het Deens het jongensboek Ulf de Viking (1964) van Palle Lauring. Een enkel boek vertaalde en bewerkte ze samen met Aar van de Werfhorst, zoals het tweedelige Lisa Tetzner’s sprookjesboek (1956-’57).

In 1971 verhuisde de 74-jarige Marie Vos naar een eigen appartement in Dordrecht. Ver in de tachtig was ze toen ze als informant optrad voor C.H. Wiedijk, die een biografie van Koos Vorrink voorbereidde. Op 21 augustus 1994 overleed Marie Vos op 96-jarige leeftijd in verzorgingshuis De Wielborgh in Dordrecht, waar ze in 1991 was komen wonen.

Betekenis

Marie Vos is vooral van betekenis geweest voor de ontwikkeling van de AJC-cultuur. Zij was in AJC-kringen bekend om haar gedichten, vertalingen en lekenspelen, liederen en spreekkoren. Over dit aspect van haar literaire werk zei ze zelf: ‘Ik dacht dat ik de tolk was van de jonge mensen die tot onze groepen behoorde’ (gecit door Margot de Waal in BWSA).

Naslagwerken

BWSA.

Archivalia

  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: persoonskaart.
  • Letterkundig Museum, Den Haag: collectie M. W. Vos, signatuur 08506.

Publicaties

  • Het Lachzaad. Komies jeugdspel in drie bedrijven (Amsterdam 1923).
  • Met héél ons hart…. Gedichten (Amsterdam [1929]).
  • Jeugd-Planspel (Amsterdam 1936).
  • Bewogen vaart. Gedichten (Maastricht 1936).
  • Dagdrager’s Beproeving. Verbeeldinggspel in acht bedrijven (Amsterdam 1938).

Vertalingen en bewerkingen

  • Bruno Schönlank, De Moloch. Spreekkoor (Amsterdam 1924).
  • Hans Sachs, De student reist naar het paradijs. Klucht in één bedrijf (Amsterdam [1927]).
  • Panaït Istrati, Het licht aan de kim (Amsterdam 1930).
  • Mart. Gleisner, Naar de nieuwe tijd. Massa feestspel (Amsterdam [1934]).
  • Jean Touseul, De meidoorn (Amsterdam 1938).
  • Otto Carl Olesen, De stroom zegent het land : roman (Amsterdam 1939).
  • Ester Lindin, Stel je voor, dat ik den dominee trouwde! (Amsterdam [1941]).

Literatuur

  • Martinus Nijhoff, ‘Marie W. Vos. “Opgang”’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 21-11-1925.
  • C.H. Wiedijk, Koos Vorrink.Gezindheid, veralgemening, integratie.Een biografische studie (1891-194) (Groningen 1986) 47, 71, 72, 79, 86-88, 109, 160, 177, 413.
  • H.C. ter Weeme-Hilvers en F.R. ter Weeme, Margot Vos. Overzicht van haar leven 10 november 1891 – 1 december 1985 (Winterswijk 1991).
  • Peter van Dam en Philip van Praag, Fré Cohen 1903 1943. Leven en werk van een bewogen kunstenares (Abcoude 1993) 21.
  • Jan Meilof, Een wereld licht en vrij. Het culturele werk van de AJC 1918-1959 (Amsterdam 1999) 440-442, 553-555.

Illustratie

[in bestelling]

Auteur: Janneke van der Veer

Dit lemma is onder meer gebaseerd op de door Margot de Waal geschreven levensschets van Maria Wilhelmina Vos in het BWSA

laatst gewijzigd: 24/11/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.