Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
5. Ondertekening van het verdrag voor de Europese Economische Gemeenschap (EEG).

N.a.v. brief Luns dd. 12-03-1957, no. 36417. Uitgebreide bespreking van de randvoorwaarden m.b.t. het EEG-verdag. Voor Nederland is zowel Brussel als Parijs bespreekbaar als vestigingsplaats. Wel dienen de verschillende Europese instellingen zo mogelijk in één stad te worden gevestigd. Nederland wil ook voorkomen dat er belastingvrijstelling wordt afgesproken voor functionarissen van de Eeg-instellingen. De institutionele kant van de EEG roept discussie op in de RMR, aangezien deze zaken niet eerder in de ministerraad zijn besproken. Ook de nieuw voorgestelde Europese kartelregelingen geven aanleiding tot bezorgde opmerkingen, aangezien deze niet overeen stemmen met de Nederlandse wetgeving terzake. T.a.v. het Euratom verdrag heerst ook scepsis: dit had immers ook in OEES-verband kunnen worden geregeld. Toch gaat de RMR accoord.
Wat betreft het EEG-verdrag (punt 5C van de agenda) blijken bij diverse landen nog reserves te bestaan. Dat geldt o.a. voor wat betreft koloniale en overzeese aangelegenheden en v.w.b. het beteugelen van protectionistische tendensen. In de RMR bestaan reserves t.a.v. het in het EEG-verdrag opgenomen principe van gelijke beloning van mannen en vrouwen. Op dit punt heeft het Nederlandse standpunt het in de onderhandelingen niet gehaald. Niettemin spreekt Drees aan het einde van de vergadering de hoop uit dat de verdragen West-Europa en Nederland tot zegen zullen zijn.
Zie ook