Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
L00230
09-06-1967
Actoren
Nota
Samenvatting
Brief van Polak aan De Jong inzake de overeenkomst betreffende wederzijdse bijstand tussen de onderscheiden douane-administraties.

Justitie is tegen de overeenkomst, omdat het geen beperking kent van de samenwerking tussen de administraties tot regelingen die samenhangen met de gemeenschappelijke markt. Dat kan betekenen dat een land moet samenwerken bij de uitvoering van een nationale regeling van een ander land, ook al is dat niet in het belang van de ander. Toch bestond bij zijn ambtsvoorgangers het voornemen zich hierbij neer te leggen, omdat het idee bestond dat dit een tijdelijke regeling zou zijn die t.z.t. vervangen zou worden door een andere. Daarbij had men een algemene overeenkomst op het oog, beperkt tot de uitvoering van communautaire regelingen, die de gehele economische Unie zou bestrijken. Dit zou dan moeten samenhangen met een soortgelijke overeenkomst voor de strafrechtelijke samenwerking. Het perspectief hierop is echter vervolgen, zodat de conclusie dient te zijn dat het noch in het belang van Nederland, noch in het belang van de rechtsontwikkeling op internationaal gebied is, om aan de totstandkoming van dit verdrag mee te werken.