Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
Verslag van de besprekingen gehouden op verzoek van de kabinetsformateur mbt de coördinatie van het EEG-beleid tussen de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, prof. Brouwers, Jhr. Mr. van Lennep en Ir. Franke.

I. De Algemene coördinatie:
Er is onder meer geconcludeerd dat de minister van Economische Zaken uit hoofde van zijn verantwoordelijkheid voor de buitenlandse economische betrekkingen coördinatiebevoegdheid heeft voor de economische inhoud van de associatieverdragen tussen EEG en derde landen. Meningsverschil bestond over de vraag of alle coördinatie op deelterreinen al dan niet moet worden ingepast in een algemene coördinatie in handen van de minister van Buitenlandse Zaken. De meerderheid was in eerste instantie geneigd deze vraag bevestigend te benatwoorden, maar aangezien EZ verantwoordelijk is voor de economische buitenlandse betrekkingen, was de vertegenwoordiger van dit departement principieel van mening dat het voorzitterschap van de CoCo door EZ bekleedt diende te worden. Om tot een oplossing te komen, stelde hij nadere regelingen voor. Daarin wordt geregeld dat BuZa het voorzitterschap van de CoCo krijgt en EZ de coördinatie krijgt van de externe economische betrekkingen van de EEG. De meerderheid kon zich hierin verenigen. De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken liet weten hier mee niet akkoord te kunnen gaan. Hij wenst vast te houden aan de besluiten van de Ministerraad van 20 september 1965.

II. Onderwerpen waarover een unaniem advies kan worden uitgebracht:
- De Benelux Commissie BEB;
- Het Anglo-Benelux Committee;
- Taak en positie van de Permanente Vertegenwoordiger van Nederland bij de Europese Gemeenschappen.