21 - 11 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Gerhardt van Wees, inwoner van Nijmegen, heeft het laatst als militair gediend
in de compagnie van ritmeester
Sommelsdyck. Hoewel hij niet meer in dienst is,
heeft de commandant van
Nijmegen hem met
trompetgeschal en trommelslag laten indagen vanwege een
onbeduidende
kwestie. Van Wees verzoekt HHM om deze dagvaarding nietig te
verklaren,
verdere
procedures te verbieden en iedereen die iets op hem heeft aan te
merken
dit voor hen te laten doen.
HHM geven dit rekest aan de RvS om erover te beslissen.
2
De
president bericht Z.Exc. te hebben voorgesteld dat HHM de
graaf van Buccleugh de vruchten
van
zijn akte expectatief willen laten krijgen. Dit om de regering te
bevrijden van
haar belofte en het land van de betaling van het jaarlijkse
lijfpensioen
van 2.000 gld. Z.Exc. vond dit zeer redelijk. Men zou
dit in acht moeten nemen wanneer er een Schotse compagnie cavalerie
beschikbaar komt, aangezien de akte betrekking heeft op deze of een
andere eervolle bediening van mindere kwaliteit.
De brief van de RvS in aanmerking genomen bepalen HHM dat het eerstvolgende kolonelschap over een regiment Schotten buiten hun medeweten en instemming niet mag worden vergeven. Hiertoe zal dit besluit aan Z.Exc. en de RvS worden meegedeeld.
3
Gesteund door brieven van de burgemeesters van
Amsterdam d.d. 10 nov. verzoekt
Sacharias
Rode voorschrijven aan de
hertog
van
Albuquerque, onderkoning van Sicilië. Dit opdat 128
in
Palermo vanwege de inquisitie
gevangengenomen Nederlandse matrozen worden vrijgelaten. Verder
vraagt Rode de
Bewindhebbers van de WIC
te
gelasten
hun gevangenen vast te houden totdat de genoemde matrozen zijn
vrijgelaten.
HHM vragen Z.Exc. om de hertog te schrijven opdat de gevangenen worden vrijgelaten. Verder schrijven zij de WIC buiten hun medeweten geen gevangenen vrij te laten.
4
De
Generaliteitsrekenkamer
bericht d.d. 17 nov. over het onderzoek naar de door de Admiraliteitscolleges ingediende overzichten van hun schulden. Door dit onderzoek en de daaropvolgende verhoren van de raden hebben zij onvoldoende informatie kunnen inwinnen over de geldigheid van de schulden om aan de resolutie van 7 nov. te kunnen voldoen. De Rekenkamer acht het nodig ter opheldering van dit omvangrijke werk meer informatie te krijgen. Daartoe stelt hij HHM voor de ontvangers van de Colleges te gelasten binnen een of uiterlijk twee maanden hun openstaande rekeningen tot en met 1627 in te leveren. Door het afhoren en sluiten van deze rekeningen zou de Rekenkamer de schulden beter kunnen controleren en gelijksoortige posten in chronologische volgorde kunnen ordenen.
HHM laten hun afgevaardigden naar de besognes van de Admiraliteit met de gecommitteerden van de Colleges conform hun resolutie van 7 nov. een verdeling van de schulden over alle provincies maken. Vervolgens kunnen deze worden opgestuurd aan de Staten van de provincies met het verzoek hun quoten in drie termijnen te betalen, conform het in de resolutie vermelde voorstel. In ruil voor betaling moeten hun debiteuren dan wel correcte bewijsstukken indienen. Aan de Rekenkamer moet een kopie van de repartitie worden gestuurd opdat deze kan worden gebruikt bij het horen en sluiten van de rekeningen van de Admiraliteiten. HHM verzoeken de Colleges nogmaals zo spoedig mogelijk hun openstaande rekeningen tot 1627 bij de Rekenkamer in te dienen.
De afgevaardigden van
Utrecht verklaren echter niet voor hun
lastgevers
te kunnen spreken aangaande de
voorgestelde betalingstermijnen. Zij laten hen hierover
beslissen.
De heren van
Friesland verklaren niet te kunnen toestaan dat de repartitie van de
genoemde schulden wordt behandeld voordat de vijf
Admiraliteitscolleges
hun correcte rekeningen bij de Rekenkamer hebben ingediend. Zij
sluiten
zich aan bij het bericht van de Rekenkamer hierover. De
afgevaardigden
zullen de kwestie echter zo spoedig mogelijk aan hun
lastgevers
meedelen opdat zij
deze
met volledige last verder kunnen behandelen.
5
De
president bericht dat de nieuw aanbestede fortificatiewerken bij
Bergen op Zoom zijn voltooid. Z.Exc. geeft in
overweging of HHM gouverneur
Pinsen
met zijn soldaten niet daarvandaan willen halen en in hun
garnizoenen
legeren.
HHM laten Z.Exc. hierover beslissen. Zij verzoeken voldoende soldaten achter te laten voor de bezetting en verdediging van de genoemde werken.
6
De afgevaardigden van de
Admiraliteit te Amsterdam
berichten over de ongelijkheid bij het konvooieren en licentiëren van de goederen naar het platteland van
Zutphen,
Salland en
Drenthe.
Voordat HHM hierover besluiten, vragen zij nader advies van de RvS.
7
Phillips Doublet, bewindhebber van de WIC, compareert. Hij verklaart dat de
loodsmannen op de
Maas niet te ver op zee durven
te
gaan omdat zij vrezen te worden veroverd door Duinkerkers. Doublet
verzoekt de
Admiraliteit te
Rotterdam
te gelasten de kapiteins
Emmekens en
Engebrecht
Meetkercken zo spoedig mogelijk met hun schepen en ieder
drie of meer loodsmannen in compagnie naar de
Hoofden
[Nauw van Calais] te varen. Daar
moeten zij wachten op admiraal
Pieter
Hein en hem in veiligheid begeleiden.
HHM stemmen in met dit verzoek en laten daartoe een brief sturen aan het Rotterdamse College.
8
Juffrouw
Hamelton, weduwe van kapitein Hamelton, verzoekt een jaarlijks
pensioen van 200 gld. en 600 gld. contant geld.
HHM geven dit verzoek voor advies aan de RvS.
9
Mathys Treurniet en
Henderick Jansz.,
aannemers van het fort bij Blauwgaren, verzoeken betaling van
18.000
pond. Zij hebben dit bedrag nog tegoed, ondanks gedane
toezeggingen
spoedig
te betalen.
HHM geven het rekest aan de RvS. Deze moet adviseren hoe de supplianten kunnen worden geholpen.
10
In een rekest meldt
Davidt Tobiasz. van der Leye roerende goederen te hebben geërfd van
Hendrick Smidt, die als
adelborst
is meegevaren met de Nassause vloot op het schip De
Arent. Deze
goederen zijn echter verkocht om er de schulden van de testateur
van te
betalen. In plaats van de verkochte meubelen verzoekt Van der Leye
de
gage van de testateur te mogen ontvangen.
HHM vragen hierover bericht van commies
Verhaer.
11
In een rekest meldt kapitein
Richard Floyd genoodzaakt te zijn geweest voor de
Gecommitteerde
Raden
van
Holland
een proces te voeren tegen solliciteur
Geul. Deze wil Floyd laten
opdraaien voor aanspraken op zijn voorganger
Alexander
Bret. De Raden hebben hierover een vonnis gewezen en
Floyd verzoekt Geul om dit na te komen.
HHM laten een beslissing in de zaak over aan de RvS. Deze moet hierover eerst informatie inwinnen bij de Gecommitteerde Raden.
12
Gesteund door brieven van
Z.M. van Denemarken d.d. 28 sept. verzoekt
Herman
Bossch, koopman te Amsterdam, vrij driehonderd
centenaar buskruit en vijftienhonderd soldatenuniformen voor de
koning
te mogen
uitvoeren naar
Glückstadt.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.
13
De
koning van Denemarken verzoekt d.d. Kopenhagen 29 sept. aan
Johan Ettersen of diens gemachtigden toe te
staan buskruit en soldatenuniformen vrij naar
Glückstadt te mogen uitvoeren.
De commissarissen van de koning verzoeken d.d. Hamburg 17 okt. ondersteuning van geld, levensmiddelen en buskruit ten behoeve van Glückstadt en de nieuwe bevoorrading van
Krempe.
Resident
Schultetus verzoekt in een memorie 44.000 pond buskruit, levensmiddelen
en munitie naar Glückstadt te mogen sturen om daarmee Krempe te
bevoorraden.
HHM geven deze brieven en de memorie voor advies aan de RvS.
14
Essayeur-generaal
Laurens van Teylingen vraagt om betaling van 200 pond omdat hij in opdracht van
HHM een triomfpenning heeft gesneden. Aan een kant van de penning
staan
de wapens van de zeven provincies en aan de keerzijde het wapen
van
de Generaliteit. Aan beide kanten staat de inscriptie "concordia
res
parvae crescunt discordia maximae dilabuntur".
HHM geven het rekest aan de
thesaurier om het te onderzoeken en erover te berichten.