04 - 04 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
HHM lezen de declaratie van essayeur-generaal
Laurens van Teilinge voor het snijden van een triomfpenning, krachtens een
eerdere resolutie, en voor een gouden en een zilveren
medaille.
HHM stellen de
griffier de declaratie ter hand om deze te onderzoeken en er verslag
van te doen.
2
HHM lezen de declaratie van
Jacob van Brouwershaven, postmeester te Middelburg in Zeeland, voor de
briefpakketten die via
Zeeland naar de ordinaris en extraordinaris
ambassadeurs in
Engeland verstuurd zijn tussen 16 sept. 1628 en 23
maart.
HHM verlenen ordonnantie van 37 gld. Daarin is het loon van 12 gld. begrepen voor de bode die een expresbrief vanuit Zeeland naar 's-
Gravenhage gebracht heeft.
3
Op verzoek van ambassadeur
Soranzo, overgebracht door diens secretaris, verleent de vergadering
een gratis paspoort aan
Abel
Sinrino uit
Bazel om via
Lillo en
Antwerpen naar zijn vaderland te gaan.
4
Agent
Heimbach verzoekt in een memorie om, conform de missive van de
Kleefse stadhouder en raden in
Emmerik
[Emmerich] d.d. 15
maart,
Johan Retzer te bevelen de inning
van de
geestelijke
contributies in
Kleef stop te zetten zolang de
graaf zu Schwarzenberg, gezant
van de keurvorst
van
Brandenburg, in de Republiek is. De suppliant twijfelt er niet aan
of de graaf zal
HHM op dit punt tevreden stellen.
De vergadering voegt deze memorie en de genoemde missive toe aan de propositie en het voorlopig traktaat die de graaf zu Schwarzenberg op 2 april aan HHM heeft voorgelegd. Beide stukken zullen mee
in overweging genomen worden tijdens het overleg met de graaf.
De
vergadering committeert
Essen,
Noortwyck,
Bas,
Vosbergen,
Ploos,
Eijsinga,
Haersolte,
Schaffer en thesaurier-generaal
Van
Goch om hierover te rapporteren.
5
De vergadering beraadt zich over het rekest van
Mathijs Treurniet c.s. aangaande de betaling van 80.000 gld. voor uitgevoerde
werken en het verzoek van
Hans
Vries om de
betaling
van 1.942 gld. voor het verlengen van de redoute te
'Groen', net buiten
Rees. De
RvS
heeft hun beiden hiervan ordonnantie verleend.
HHM verzoeken de heren van
Holland ernstig zich uit te spreken over het verschaffen van hun
quote in de verzochte 500.000 gld., waaruit de supplianten en ook
andere personen betaald
kunnen worden.
6
HHM lezen het rekest van
Cornelis Dirxsz. van Oosterhout, voormalig majoor van het garnizoen van Breda. De suppliant
verzoekt om de verlenging van zijn jaarlijks traktement van 40 gld.
per
maand voor de rest van zijn leven.
De vergadering besluit dat dit traktement, hem verleend na de inname van
Breda, nog een jaar betaald zal worden, te beginnen vanaf het
aflopen van de vorige concessie.
7
De
weduwe van kapitein Du Chene verzoekt het subsidie van 200 gld. per jaar te
verhogen of haar zoon
Jan du Chene
aan een
compagnie
toe te wijzen. De suppliante beroept zich op de goede diensten van
haar
overleden echtgenoot in het verijdelen van een vijandelijk
plan.
HHM machtigen de RvS Jan du Chene aan een compagnie voetvolk toe te wijzen.
8
HHM lezen het rekest van
Dirck Schey, soldaat onder kapitein
Pieter
Aertsz. van Braeckel
die het bevel voert op de
Rijn. De suppliant
klaagt
over het onrecht dat hem door die van
Keulen aangedaan is.
Toen
hij en enkele anderen een aanzienlijk bedrag wegbrachten voor de
betaling van het vijandelijke garnizoen, zijn zijn goederen zonder
enige vorm van
proces binnen
de stad gestolen. De magistraat heeft hem
hiervoor niet vergoed, ondanks alle stappen die hij ondernomen
heeft.
De suppliant vraagt HHM represailles te nemen tegen de inwoners van
Keulen of hun goederen om op die manier de geleden schade op hen te
verhalen.
De vergadering vraagt
Van der Dusse en
Schaffer om het
voorliggende rekest te
onderzoeken en er verslag over uit te brengen.
9
HHM lezen het rekest van
Sara van Rysenburch, weduwe van
Gillis van
Ledenberch, in
zijn leven secretaris van de
Staten van
Utrecht
. Zij heeft met de genoemde Staten een algemene
uitkoop afgesloten aangaande de geconfisqueerde bezittingen van
haar
echtgenoot, waarbij zij de opheffing van de inbeslagneming van die
goederen verkregen
heeft.
De suppliante verzoekt HHM
Johan
Hallingh,
rentmeester
van de confiscaties, te belasten met de teruggave van een kistje
dat
zich bij hem bevindt. De inhoud van dat kistje bestaat uit
linnengoed,
kleding, een mantel, een rijrok en andere zaken.
De vergadering stemt in met het verzoek.
10
HHM lezen het rekest van
Aeltgen Adriaensen, weduwe van kapitein
Bastiaen
Adriaensz.
Lanchaer, die het land steeds trouw gediend heeft en in
de
strijd tegen de Duinkerkers gesneuveld is. De suppliante klaagt dat
de
Admiraliteit te Rotterdam
haar
voor meer dan 700 gld. aan kostgeld heeft gekort door de
afwezigheid van enkele
personen.
Hierdoor heeft zij haar achterstal bij haar crediteurs niet kunnen
voldoen en is ze in armoede vervallen. Zij vraagt HHM, ter
vergoeding van de goede diensten van haar echtgenoot, haar
onderhoudsgeld of traktement toe te kennen.
HHM besluiten de Admiraliteit te schrijven dat zij de afrekening met de suppliante niet zo scherp moet uitvoeren. Tevens moet ze de zoon van de suppliante op een oorlogsschip binnenduins aanstellen tegen 8 gld. per maand.
11
Z.Exc. legt de vergadering een missive voor van vice-admiraal
Quast d.d. Vlissingen 31 maart, waarin deze schrijft dat de
schepen
van de
Admiraliteit te
Amsterdam
die de hele
winter in
Vlissingen hebben gelegen, geen
bemanning en mondvoorraad hebben. Hij merkt tevens op dat er in
Zeeland geen schepen zijn die naar de kust van
Vlaanderen gaan. De vice-admiraal heeft
niet
kunnen vernemen of de
Admiraliteit te
Rotterdam
schepen klaarmaakt om de kust
van Vlaanderen te
gaan bewaken.
De vergadering besluit de Admiraliteiten schriftelijk te vermanen dat zij de bevelen aangaande de bescherming op zee stipt moeten opvolgen.
12
HHM lezen het rekest van
Frans Cornelisz. uit Hoorn, maar geboren te Alkmaar. In 1618 werd hij omwille
van de goede diensten van zijn vader en van hemzelf toegewezen aan
de schans van
Texel tegen een soldij van 10 gld. per lange
maand. Hij
vraagt toestemming om dienst te nemen op een oorlogsschip, met
verder genot van de genoemde soldij die hem door de
Gecommitteerde Raden van West-Friesland en het
Noorderkwartier
uitbetaald wordt.
De vergadering geeft de suppliant toestemming dienst te nemen en beveelt de Gecommitteerde Raden aan de soldij van 10 gld. per maand te blijven uitbetalen.
13
HHM lezen het rekest van
Govert Govertsz. Boormaecker uit Rotterdam, die een proces voert voor de
Admiraliteit te Rotterdam
tegen
Gerridt Evertsz. Roos en
wijnverlater
Claes
Hermansz. c.s., burgers van Leiden. De suppliant
vraagt HHM de
Admiraliteit te schrijven dat zij bij het vellen van het oordeel
niet
moet letten op de interpretatie van HHM d.d. 22 okt. 1627.
Daarin
werd namelijk gesteld dat de kapiteins die op kaapvaart gaan, voor
wie een borg van 10.000
gld. betaald wordt, vijf jaar lang hun buit
moeten inbrengen bij de Admiraliteit voor wie zij uitgevaren zijn
ten behoeve van het land, in
plaats van bij de reders. Tevens moet de vergadering de
Admiraliteit
erop
wijzen dat zij in deze zaak in alle gelijkheid een rechtmatig
oordeel
moet vellen.
Conform de genoemde resolutie beslissen HHM de Admiraliteit nogmaals aan te schrijven ten principale een vonnis te vellen en haar fiscaal te vermanen dat hij de rechten van het land voor ogen moet houden en verdedigen tegen de genoemde Roos c.s.
14
Willem Schenck verzoekt hem het loon van een voerman toe te kennen om
daarmee beter in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Hij
belooft
in ruil daarvoor goede diensten te bewijzen in het leger.
De gedeputeerden te velde zullen met dit rekest rekening houden.
15
Ontvangen is een missive van de
Admiraliteit in Zeeland d.d. Middelburg 2 april, met de lijsten van de
vijandelijke gevangenen die door haar vastgehouden worden.
HHM nemen geen besluit.
16
De vergadering beraadt zich over de propositie1 van
Falckenberch, maarschalk van de koning van
Zweden, die
hij gisteren mondeling uiteengezet heeft en vandaag schriftelijk
heeft
voorgelegd. De propositie bestond uit vier punten. In de eerste
plaats
vroeg de
koning aan de grenzen van
de Republiek drieduizend
infanteristen
te mogen werven en ten tweede een geschikte loopplaats om deze
soldaten
te verzamelen en daarna te verschepen. In de derde plaats verzocht
de koning toestemming
om
vier of vijf oorlogsschepen te kopen in de Republiek en de
benodigde
bemanning om de schepen over te varen te werven. Ten slotte
verzocht hij om de nodige wapens,
buskruit en lood te mogen uitvoeren ten behoeve van de geworven
soldaten. De officieren die deze werving zullen uitvoeren,
verplichten
zich
ertoe de wervingen van HHM niet in gevaar te brengen en evenmin op
dezelfde plaatsen te ronselen.
Op het eerste en het tweede verzoek besluiten HHM dat de huidige situatie van de Republiek geen aanwervingen voor Zweedse dienst toelaat, aangezien zij voor de verdediging tegen de gemeenschappelijke vijand verplicht zijn zelf langs de grens en in de Republiek meer soldaten te ronselen dan in andere jaren. Op dit moment is men met veel moeite, gevaar en kosten lichtingen aan het uitvoeren in de aangrenzende landen en gebieden, tot zelfs in
Schotland toe. De behandeling van het derde en vierde verzoek wordt
uitgesteld.
President
Rantwijck wordt verzocht deze resolutie aan
Falckenberch mee te delen.
17
De gedeputeerden van de
Kleine Visserij
compareren en verzoeken, ondersteund door een missive van de
Admiraliteit te Rotterdam
d.d. Rotterdam 3 april, om een oorlogsschip, bestemd om te kruisen, als konvooi voor ongeveer vijftig doggevaarders die geladen met prik als levend aas en andere benodigdheden klaar liggen om naar de visgronden ten noorden van de
Doggersbank te varen.
Gezien de ernst van de situatie en de schade die de doggevaarders kunnen ondervinden door verder uitstel, onder meer door het verlopen van het seizoen en het sterven van hun levend aas, machtigen HHM de Admiraliteit te Rotterdam het schip van de kapiteins
Willeboort Leendertsz. of
Jan Jacobsz. van Nesch
ter beschikking
te stellen om drie weken dienst te doen als konvooischip. Dit
besluit mag geen precedent vormen en na het verstrijken van de
drie weken moet het konvooischip zich opnieuw bij zijn eskader of
bij de
wachtschepen voegen. Ondertussen moeten zo snel mogelijk de
ordinaris
konvooischepen van de genoemde Visserij, die nu binnengekomen zijn,
klaargemaakt worden om
naast de
overige schepen van het eskader van
Lieffhebber
uit
te varen en drie weken te kruisen of de kust van
Vlaanderen te
bewaken.