12/05/1629

 
English | Nederlands

12 - 05 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Ontvangen is een brief van de gedeputeerden te velde d.d. Crèvecoeur 9 mei met het verzoek aan HHM ervoor te zorgen dat er geregeld geld naar het leger wordt gestuurd ter betaling van de noodzakelijke werken en andere uitgaven.
HHM machtigen de RvS om decharges uit te laten gaan op de provincies voor het drievijfde en het viervijfde deel van de consenten in de legerlasten over 1629. Alle provincies worden aangespoord deze te betalen. De provincies die de vorige twee maanden nog niet hebben voldaan worden aangemaand die alsnog te voldoen.

2 De koning van Denemarken vraagt d.d. Kopenhagen 2 sept. 1628 toestemming om door Henrich Bossen, koopman te Bergen in Noorwegen, een grote hoeveelheid buskruit te laten kopen in de Republiek met bestemming Denemarken.
HHM winnen advies in bij de RvS.

3 HHM lezen het rekest van de echtgenote van kapitein Pieter Barentsz. Dorrevelt die in Bordeaux gevangenzit, dat wordt ondersteund door een brief van de Admiraliteit te Amsterdam . Zij verzoekt voorschrijven aan parlement en admiraliteit van Bordeaux om haar echtgenoot vrij te laten.
HHM besluiten conform het verzoek.

4 HHM horen het rapport van Noortwyck, die krachtens de resolutie d.d. 8 mei de relevante punten uit de missive van ambassadeur Joachimi gehaald heeft.
HHM vragen Joachimi aan Philippe Burlamacchi mee te delen dat HHM een staat opmaken van het geld dat zij van hem wensen te ontvangen wanneer hij in Holland is. Dit betreft het restant van de 181.000 gld. die HHM betaald hebben voor de vier Engelse regimenten die de koning van Groot-Brittannië in 1624 gezonden heeft om HHM bij te staan. De ambassadeur moet ook trachten de 650.000 gld. terug te krijgen die HHM op krediet van de koning betaald hebben aan de troepen van de graaf van Mansfeld. Hij moet Carlaton zeggen dat de particuliere obligatie van dat bedrag door HHM bewaard wordt om de betaling te vergemakkelijken.

5 HHM verlenen boekdrukker Zacharias Roomans een privilege van zes jaar om met uitsluiting van anderen het boek Bedenckingen opten dagelicxen ende jaerlixen loop van den aerdtcloot van Philippus Lansbergius te drukken en te verkopen, zowel in de Latijnse als in de Nederlandse versie. 1

6 Ontvangen is een brief met berichten van kapitein-commandant Severin Hoemaecker d.d. fort Liefkenshoek 7 mei.
Er wordt geen resolutie genomen.

7 De RvS antwoordt d.d. 's-Gravenhage 20 april dat hij onderzocht heeft op welke manier de invordering van de fortificatiegelden van Bergen op Zoom indertijd heeft plaatsgevonden. Hij heeft op 23 aug. 1596 goedgekeurd dat prins Maurits ontvanger Pierlinck op 18 aug. de dorpen van Brabant had geordonneerd schriftelijk te bevelen dagelijks tweemaal 72 gld. op te brengen, bovenop een eerder bedrag van 72 gld. (tezamen 216 gld.), voor de nieuwe fortificaties van Bergen op Zoom waartoe Z.Exc. de opdracht had gegeven. Op 24 aug. en 13 sept. van datzelfde jaar heeft de RvS, met de goedkeuring van HHM, Pierlinck opgedragen tot nader order de instructies van Z.Exc. na te volgen, zonder de dorpen die al ordinaris contributies betaalden te schaden. HHM kunnen dit nakijken in de notulen van het jaar 1596. Het fortificatiegeld is vanaf dat jaar regelmatig geïnd tot aan het Bestand. Dit leidde tot een onderbreking van de inning, niet tot de stopzetting ervan. Tijdens het bestand zijn immers alle contributies opgeschort. Nadien is de inning weer ingesteld, hoewel door persoonlijk verzuim dat soms enkele jaren werd nagelaten. Deze fortificatiegelden zijn steeds vrijwillig opgebracht zonder dat daartegen ooit van vijandelijke zijde iets is ondernomen. De RvS ziet dan ook geen enkele grond voor de vijand om elders ook dergelijke contributies te eisen, zonder dat daartoe het recht bestaat. Evenmin ziet de RvS een reden waarom HHM zouden afstappen van hun recht contributies te eisen. Het zou immers een schadelijk precedent zijn toe te geven in dergelijke zaken. De RvS meent daarom dat indien de vijand niet van zijn voornemen afziet, HHM als retorsiemaatregel de invordering van de fortificatiegelden zal uitbreiden over alle kwartieren als enige manier om de vijand tot rede te brengen. Immers, indien HHM op dit punt toegeven, bestaat het risico dat de vijand doorgaat met het plan en voortaan de retorsiemaatregelen niet zo ernstig meer zal nemen.
HHM leggen deze zaak voor aan Z.Exc. alvorens een beslissing te nemen.

8 Naar aanleiding van de memorie van kolonel Cicill, die zich tegenwoordig in Engeland bevindt, dragen HHM kapitein Emmekens, die daarheen gaat, op de kolonel naar de Republiek te brengen.

9 HHM verlenen Claes en Jan van Marcken, kooplieden te Amsterdam, en Floris Pouwelsz., burger van Monnickendam, voorschrijven aan de gouverneur van Glückstadt om een scheepslading hout terug te krijgen die verleden herfst door schepen uit Glückstadt in beslag is genomen en aldaar is opgebracht. Tevens wordt de supplianten voorschrijven verleend aan kolonel Morgan om een andere scheepslading hout terug te krijgen die door diens schepen op weg naar Jutland in beslag werd genomen en die op het eiland Föhr is gelost.

10 Secretaris Huygens meldt ter vergadering dat Z.Exc. de RvS in een missive heeft aangeraden de werken tussen Bergen op Zoom en Steenbergen en in die omgeving voortgang te laten vinden. Hij vraagt met dat doel enkele raden van State te benoemen. De RvS had reeds voor de ontvangst van deze missive Cappelle en Schotte daarheen willen sturen ter bevordering van de werken, maar de heren maakten daartegen bezwaar vanwege het gebrek aan geld voor de uitvoering van deze werken en de beloofde contante betaling aan de werkbazen.
HHM zullen de Staten van Zeeland in een ernstige brief schrijven 30.750 gld. te betalen, het restant van hun vijfde deel in de voor deze werken benodigde 300.000 gld. Zij hebben eerder beloofd dit ten behoeve van de Generaliteit op rente te verschaffen, naast de vier vijfden die de Staten van Holland zullen opbrengen.

11 Op het verzoek van Mathijs Treurniet c.s., werkmeesters, om te worden betaald voor de fortificaties beloven de gedeputeerden hun principalen aan te sporen tot betaling van hun quoten in de consenten.

12 Ontvangen is een brief van de Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland d.d. 's-Gravenhage 7 april, met een conceptvonnis conform de resolutie van HHM d.d. 21 dec. 1628, ingesteld door de Hoge Raad in het appèl tussen Henrick van Beeck en Bernhardt Braem, wijnkopers te Wezel, impetranten, en korporaal Willem Jansz. c.s., ruiters in de compagnie van ritmeester Lindener te Groenlo, gedaagden.
Dit vonnis zal als een vonnis van HHM aan beide partijen bekend worden gemaakt. HHM besluiten tevens ordonnantie te depêcheren op 252 gld. aan vacaties voor de president en de raadsleden van de Hoge Raad.
In het appèl hangende voor de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden tussen genoemde partijen besluiten HHM na beide partijen gehoord en alle argumenten overwogen te hebben, om de eerdere uitspraak van de RvS te vernietigen. Ze veroordelen de gedaagden tot de teruggave van alle rijnwijn die zij in beslag hebben genomen, of vergoeding van de volledige waarde ervan. De gedaagden moeten tevens de kosten van het proces voor de RvS betalen, die ter beoordeling staan aan HHM.

13 Ter vergadering delen Brouwer en Sweers, gedeputeerden van de VOC , mee dat zij hun collega's in Zeeland op de hoogte gebracht hebben van de resolutie van HHM d.d. 3 mei, genomen op advies van luitenant-admiraal Heyn en de aanwezige gecommitteerden van de Admiraliteiten. Deze betreft het kruisen in Het Kanaal door het Zeeuwse eskader ter bescherming van de Oost-Indische vloot. De gedeputeerden hebben het bericht ontvangen dat het Zeeuwse eskader uit drie schepen bestaat onder bevel van kapitein Jonge Jan Evertsz. en dusdanig voorzien is dat het nog twee maanden op zee kan blijven. De VOC heeft van de Staten van Zeeland brieven van adres en bevel gekregen voor kapitein Jan Evertsz. om de resolutie van HHM na te volgen. De Staten hebben beide gedeputeerden gevraagd HHM te verzekeren van hun goede intentie om het eskader te laten kruisen en het verblijf op zee te verlengen. Heyn en de Admiraliteiten kunnen zich hierna reguleren, de andere kruisende eskaders hun gebied iets laten uitbreiden en de bevoorrading daarop afstemmen gedurende de twee maanden dat het Zeeuwse eskader langer op zee blijft. De gedeputeerden verzoeken HHM het eskader te bevelen te kruisen vanaf de Hoofden [Nauw van Calais] tot aan Land's End om de Oost-Indische vloot beter te kunnen beschermen. Tussen Plymouth en Falmouth zijn de grootste problemen te verwachten aangezien de schepen daar meestal het land aandoen en in het oog lopen.
HHM willigen dit verzoek van de VOC in en brengen luitenant-admiraal Heyn, de Admiraliteiten en Jan Evertsen op de hoogte.

1 Lansbergius' Bedenckinghen, op den daghelijckschen, ende jaerlijckschen loop van den aerdt-cloot verscheen te Middelburg in 1629.