27 - 08 - 1629
1Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Brederode deelt de inhoud mee van een brief d.d. 25 aug. van
Erentruiter, commandant te
Amersfoort. Deze
heeft
aldaar tussen de stadsgracht en de wallen genoeg aarde
aangetroffen om daarvan een fausse-braye te kunnen laten maken.
Daarnaast
hebben de gedeputeerden van
Utrecht HHM de inhoud
van
een brief van
Hautein
meegedeeld,
d.d. Vreeswijk 24 augustus. Deze schrijft dat
Van der
Worcken en
Van der
Lingen opnieuw geld
nodig hebben om de werklieden te betalen. Ook wordt het rekest
gelezen
van
Maurits de Halard, commandant
te
Wijk
bij Duurstede, om te worden betaald voor de werken die
aldaar
zijn aangelegd en om de opdracht te krijgen meer
fortificatiewerken te doen maken
ter versterking van de genoemde stad.
De RvS zal worden gemachtigd om de
Staten van Utrecht
te manen zich eraan te houden om bij provisie het geld voor te schieten dat nodig is voor het maken en voltooien van de fortificatiewerken te
Amersfoort, alsmede het retranchement vanaf de
Vaartse Rijn
tot
aan
Utrecht,
alsmede de werken
die te
Wijk bij Duurstede gemaakt zijn en nog gemaakt
zullen
worden tot behoud van die stad. Er moet op worden gelet tot
wiens
last de werken komen.
2
Ontvangen is een brief van
Berck d.d. Amersfoort 26 aug. en een brief van graaf
Jan
van Nassau, geschreven vanuit het keizerlijke leger op de
Veluwe, met verschillende bijlagen.
Deze brieven alsmede de gisteren ontvangen brief van Berck en de andere bijlagen zullen voor onderzoek en advies aan de RvS ter hand worden gesteld.
3
Ontvangen is een brief van
Langerack d.d. Parijs 17 aug. met het bericht dat
grootzegelzegelbewaarder
Marillack
hem in zijn poursuite veel gunsten heeft
bewezen.
Aan hem alsmede aan kardinaal
Richelieu zal bij gelegenheid met een beleefde brief worden verzocht
de zaken van deze landen aanbevolen te houden.
4
Door
Strick wordt opening van zaken gegeven over de last en commissie
van
de gedeputeerden die door de
Staten van
Utrecht
naar Z.Exc.
zijn gezonden, alsmede over het
antwoord dat door Z.Exc. hierop is gegeven.
De gedeputeerden zullen dit schriftelijk moeten indienen indien zij willen dat HHM hiervan kennis hebben.
5
HHM lezen het verzoek van de
weduwe van
Nathan Clantier, bij
leven controleur op het kantoor van de konvooien en
licenten te
Arnhem. Ze verzoekt HHM haar zoon
Johan Clantier tot ontvanger van de
konvooien en
licenten te Wezel te benoemen en daartoe commissie te
depêcheren.
HHM houden Johan Clantier voor het genoemde ontvangerschap bij deze aanbevolen, verkozen en gecommitteerd. De expeditie van de commissie zal pas doorgang vinden als ook over de andere ambten die vacant zijn geworden na de verovering van
Wezel, is beslist. HHM zullen schrijven aan de gedeputeerden van
HHM te Arnhem en Wezel, alsmede aan de
heer
van
Diden om een lijst van die vacante ambten op te
sturen.
6
HHM hebben bericht ontvangen dat twee samoreuzen zijn gezonken in de
Grebbe. De vijand heeft deze bezichtigd om bruikbaar te maken.
HHM zullen de commandant te
Rhenen schrijven er alles aan te doen de samoreuzen op te
sporen en deze te empaleren, te vernietigen of anderzins
onbevaarbaar
te maken.
7
De heren van
Holland herinneren eraan dat de
Staten van
Utrecht
de plattelandsbewoners van het
Nedersticht moeten opdragen samen met de boeren
uit
Holland aan de
Vecht te
waken.
De gedeputeerden van
Utrecht tonen aan wat hun principalen op dit punt al ondernomen
hebben.
8
Door de gedeputeerden van
Utrecht wordt geldgebrek aangevoerd als reden
waarom ze de fortificatiewerken niet kunnen betalen. Zij hebben dit
Z.Exc. kenbaar gemaakt.
De heren van
Holland verklaren dat ingeval de gedeputeerden naar voorbeeld van de
andere provincies persoonlijk willen tekenen voor de provincie
Utrecht,
Holland
het geld voor
de fortificatiewerken zal
verschaffen.
Blijven ze op dat punt
voortaan in gebreke, dan protesteren de heren van Holland tegen
alle
problemen die daaruit zouden kunnen ontstaan. Ze
verzoeken
dan aan
Z.Exc. in het leger te schrijven
dat de fortificatiewerken niet
uit
onvermogen maar uit onwilligheid van de
Staten van Utrecht
achterwege blijven.
9
Op het verzoek van
Tercuilen besluiten HHM te zullen schrijven aan de provincies
Friesland
en
Groningen
om hen aan
te
sporen drie of vier compagnieën soldaten naar
Zwolle te
laten afzakken.
10
HHM zullen schrijven aan graaf
Ernst Casimir van Nassau en hun gedeputeerden te
Arnhem. Indien
zij het nodig achten om ter bevrijding van de
Betuwe
en de beveiliging van de
Rijn enkele sloepen
uit
te rusten en daarheen te zenden, moeten zij dat laten weten. HHM
zullen
hun dan enkele bewapende, goed uitgeruste sloepen
toesturen.
11
Ter vergadering deelt
Sommelsdijck mee dat de RvS de aanbieding van overste
Herten om vijfhonderd cavalaristen
in
dienst van het land aan te nemen, heeft afgewezen. Naderhand bood
hij aan
zestienhonderd
of achttienhonderd man in korte tijd hierheen te brengen, in
opdracht
van het land en bij provisie voor drie herenmaanden.
HHM machtigen de RvS om op de voorgestelde voet met Herten te onderhandelen, op voorwaarde dat hij het volk binnen een maand hierheen brengt. Z.Exc. zal over de onderhandelingen met overste
Holck door HHM op de hoogte worden gebracht, met de verklaring dat
om goede redenen van de ruiterij wordt afgezien.
12
Door overste
Erentruiter wordt voorgesteld om een compagnie van honderdvijftig of
tweehonderd
koppen alhier in dienst te nemen en de werving te doen op zijn
kosten,
zonder daarvoor een loopgeld te genieten. Hij verbindt daaraan de
voorwaarde dat wanneer deze compagnie door HHM wordt afgedankt,
hem
dan de eerste andere vrijgekomen compagnie wordt toegewezen.
Conform het advies van de RvS besluiten HHM hierop in te gaan, met dien verstande echter dat de belofte van de eerste te vaceren compagnie niet door middel van een resolutie, maar mondeling onderhands of door Z.Exc. gedaan zal worden.
13
HHM overleggen over het verzoek van de
WIC
om restitutie van het geleende volk.
Na inwinning van het advies van de RvS wordt het verzoek ingewilligd om het plan de vijand afbreuk te doen en deze af te leiden, niet te belemmeren. Het volk zal worden vervangen uit de troepen die door overste
Ferents worden overgebracht. Het overige volk van
dezelfde troepen zal naar het leger worden gestuurd.
14
HHM lezen het antwoord van de RvS op de resolutie van HHM d.d. 23 augustus. De RvS vraagt HHM of met het aannemen van vijfduizend man waardgelders zoals voorgesteld in de resolutie, het beoogde effect wordt bereikt. Het valt namelijk te vrezen dat door de hoge soldij het ordinaris krijgsvolk zal overlopen en het benodigde volk niet makkelijk te krijgen zal zijn, zoals gebleken is in de vorige lichting waardgelders. Hun aantal groeide traag en is nooit compleet geworden.
Wat betreft het bewapenen van dit volk meent de RvS dat HHM dienen vast te houden aan de regels van het land, namelijk dat de provincies beter in staat zijn deze waardgelders te bewapenen en trainen. Bovendien zijn de magazijnen van de Generaliteit helemaal leeg. Zelfs al zou men van de regels afwijken, dan nog zou het onmogelijk zijn in de voor het land benodigde wapens prompt te voorzien.
HHM zullen
Z.Exc. in het leger voor 's-Hertogenbosch schrijven over de
lichting van vijfduizend man, om zijn wijze overwegingen daarover
te vernemen. Het punt van de wapens wordt in beraad
gehouden, totdat Z.Exc. hen van advies heeft gediend.
Post prandium
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
15
Ontvangen is een brief van commandant
Ryswyck d.d. Zwolle 15 aug., die ene
Pieter
Lienemans zendt die wordt bewaakt door twee soldaten.
Lienemans,
in
dienst van de vijand, is op de
Veluwe gevangen
genomen. Meegestuurd zijn verschillende tekeningen en kaartjes.
HHM besluiten de gevangene te verwijzen naar de RvS om in bewaring naar Z.Exc. te worden gezonden. De soldaten die uit
Zwolle zijn gekomen, worden teruggestuurd.
16
De vanwege markies van
Rouillac ingediende memorie betreft de betaling van zeven maanden
achterstallige soldij. HHM stellen deze memorie voor een gunstig
beslissing ter hand aan de RvS.
17
Ontvangen is een brief van
Z.Exc., geschreven vanuit het leger voor 's-Hertogenbosch d.d. 26
aug., betreffende het voorstel iets te ondernemen op de brug van
de
vijand.
Er wordt geen resolutie genomen.
18
Ontvangen is een brief van overste
Erentruiter d.d. Amersfoort vandaag. Hij stuurt burgemeester
Van Zuilen en iemand genaamd
Neijkercken. Zij zijn beiden door
de vijand tot
magistraat te
Amersfoort benoemd.
Deze personen zullen bij de andere magistraten op
Hasenberg worden gevoegd, in
opdracht
van de RvS.
19
Ontvangen is een vandaag geschreven brief van
Z.Exc. met een akte van commandement voor overste
Erentruiter, die op last van HHM
aan Erentruiter
kan
worden toegestuurd of indien hij er al een van HHM ontvangen
heeft,
achtergehouden kan worden. Ten tweede meent Z.Exc. dat de
magistraat op de gebruikelijke voet veranderd moet worden. Daarom
zou
voor deze maal de schout
de
nominatie kunnen doen om daaruit de nieuwe magistraat te
verkiezen.
HHM besluiten op het eerste punt de akte van commandement achter te houden. Het tweede punt wordt in beraad gehouden.
20
Z.Exc. schrijft vandaag verder nog dat wanneer de keizerlijke
troepen zich in het vijandelijke leger mochten begeven aan de
IJsselkant, het retranchement van de
Grebbe naar
Amersfoort en verder
naar
de
Zuiderzee snel maar behoorlijk zou moeten
worden
gemaakt. Maar teneinde deze werken met het meeste voordeel en naar
de vereisten te maken, verzoekt Z.Exc.
HHM om
kapitein
Jan van den Bosch zodra
hij te
Utrecht aankomt, te bevelen zich bij het leger te
vervoegen met iemand van de provincie die met de situatie ter
plaatse
bekend is. Daarnaast acht Z.Exc. het hoognodig het retranchement
van de
Vaartse
Rijn
tot Utrecht en
vandaar tot aan
de
Hinderdam te voltooien in de vorm die aan de RvS
schriftelijk is meegedeeld. Z.Exc. acht het ten derde nodig om vier
of
vijf ijzeren gotelingen naar Amersfoort te sturen.
Het eerste punt wordt in beraad gehouden. Op het tweede punt verzoeken HHM de RvS nogmaals met de aanbesteding van het retranchement door te gaan en de
Staten van Utrecht
conform de vorige resolutie te manen bij provisie het geld voor te schieten dat nodig is om het retranchement te maken en te voltooien. Op het derde punt wordt de RvS verzocht ervoor te zorgen dat er vijf of zes gotelingen met toebehoren naar Amersfoort gebracht worden.
21
Ontvangen is een brief van de gedeputeerden van HHM te
Arnhem d.d. aldaar 26 augustus.
Er wordt geen resolutie genomen.
22
HHM hebben bericht ontvangen dat in
Veenendaal aan de
Grebbe veel
schouwen liggen die
eerder de grond zijn ingeboord, en daarna
op aanwijzing van verschillende boeren door de vijand zijn
opgehaald.
HHM zullen aan graaf
Ernst Casimir van Nassau, hun gedeputeerden te
Arnhem en aan de
commandanten van
Wageningen en
Rhenen
schrijven op de genoemde schouwen te letten en maatregelen te
treffen dat deze zo spoedig mogelijk worden vernietigd. Ook moeten
de
heren worden meegedeeld zowel overdag als 's nachts een goede wacht
te
houden.
23
HHM lezen het advies van de RvS d.d. 22 aug. op de brieven van de
graaf van Oost-Friesland en
Tilly.
HHM besluiten conform het advies een kopie te zenden naar die van de stad
Emden, met het verzoek om een ontvangstbevestiging.
Daarna mag hierover worden beslist.
24
HHM lezen het advies van de RvS d.d. 25 aug. over de brief van kapitein
Erentreijter, commandant te Emden.
Op het eerste punt wordt besloten dat dit zal worden overlegd met die van
Emden en met de
graaf van
Oost-Friesland,
om hierop hun bericht te vernemen. Met dat doel zullen zij
op 1
oktober n.s. worden beschreven. Op het tweede punt besluiten HHM
dat
indien
Tilly en
Wallenstein
naar
Oost-Friesland komen, met
Z.Exc.
en met stadhouder
graaf Ernst zal
worden
overlegd
welke middelen men zou kunnen aanwenden om de stad Emden beter te
bezetten.
25
Op het verzoek van de participanten van de
Horstermeer om het doorsteken daarvan op te schorten, laten HHM weten
dat de supplianten zich zullen moeten wenden tot de RvS. Deze wordt
nogmaals gemachtigd om conform de vorige resolutie
van
HHM met het doorsteken van de Horstermeer door te gaan in het
belang
van het land en met de minste schade voor de ingezetenen ervan.