17/01/1630

 
English | Nederlands

17 - 01 - 1630

Presentielijst:

Resoluties:

1 Geresumeerd worden de appointementen d.d. 15 en 16 jan. op het verzoek van Jan Jansz. Gernou, brugmeester.
HHM besluiten dat de gedeputeerden van Zeeland 12.000 Kar.gld. aan de suppliant moeten betalen. Deze betaling zal worden verrekend met de quote van deze provincie in de 500.000 pond in plaats van legerlasten over het jaar 1628. HHM ordonneren de voormalige ontvanger-generaal om de gedeputeerden van Zeeland een behoorlijke kwitantie te geven van de betaling aan de suppliant.

2 Nederlandse kooplieden handelend op Moskovië verzoeken de ambassade daarheen door te laten gaan.
De gedeputeerden van de provincie Holland wordt verzocht zich hierover uit te spreken. Zij zullen het meedelen aan de Staten van Holland , momenteel in vergadering bijeen.

3 Dr. Cornelis Pynaecker verzoekt door middel van een memorie om restitutie van de documenten en bewijsstukken die enige tijd geleden aan de gedeputeerden van HHM zijn gegeven in verband met zijn declaratie. De memorie zal met het verzoek om nadere informatie aan de gedeputeerden worden overhandigd.
Daarnaast verzoekt dr. Pijnaecker zijn geld, door enkele kooplieden uit Toulon en Parijs in beslag genomen in verband met hun aanspraken, uit het arrest te mogen opvorderen onder borgstelling van enkele obligaties met een aan de eis van de genoemde kooplieden evenredige waarde. Daarnaast verzoekt hij naast het genoemde geld om een som van 300 gld., die hem door HHM zijn toegekend voor zijn levensonderhoud gedurende de drie jaren dat hij hier zijn proces heeft gevoerd.
De suppliant wordt meegedeeld hierin de justitiële weg te volgen.

4 De tien extraordinaris boden is een bedrag van 10 gld. toegekend als nieuwjaarsgift.
Er zal ordonnantie worden gedepêcheerd.

5 De vrouw van kapitein Dorrevelt krijgt voorschrijven aan Langerack teneinde hem door de koning van Frankrijk te laten pardonneren. In civiele zaken zou hem boedelafstand moeten worden toegelaten. Bij gelegenheid zal Beaugij worden verzocht om door middel van een brief deze zaak in Frankrijk te bevorderen.

6 Ontvangen is een brief van burgemeesters, schepenen en de raad van de stad Nijmegen d.d. Nijmegen 31 dec. 1629. Zij klagen erover dat de tollenaar van de Brabantse tol in 's- Hertogenbosch zich heeft gepermitteerd tol te heffen over goederen en koopwaren die door inwoners van Nijmegen de stad worden ingevoerd. De burgemeesters baseren hun recht van vrijstelling van de genoemde tollen op de algemeen bekende privileges die hun stad door de diverse hertogen en hertoginnen van Brabant is verleend, alsmede op de twee akten declaratoir d.d. 1 okt. 1620 en 19 feb. 1621, waarvan een afschrift wordt bijgevoegd.
De genoemde brief met de afschriften zullen worden gezonden aan de gedeputeerden van HHM die de besprekingen zullen voeren met de gecommitteerde van de aartshertogin over de Meierij van 's-Hertogenbosch. Zij dienen zich op op het punt van de vrijstelling in 's-Hertogenbosch nauwkeurig te laten informeren en daarvan na terugkomst schriftelijk rapport uit te brengen.

7 HHM lezen het verzoek van Govert Govertsz. Boormaecker, dat wordt ondersteund door een brief van fiscaal Van den Brouck d.d. Rotterdam 26 nov. 1629, betreffende het geschil van de suppliant met Gerridt Evertsz. Roos.
De retroacta over deze kwestie zullen worden opgezocht.

8 HHM lezen de remonstrantie van Philippe Burlamachi, die HHM verzoekt enkele neutrale personen aan te stellen om de aanspraken van de suppliant op de Staten van Holland te onderzoeken, betreffende het overmaken van het geld waarmee de pandsteden in 1616 van de koning van Groot-Brittannië zijn gekocht.
De memorie is voor advies overhandigd aan de RvS. De retroacta die zijn opgemaakt onder wijlen thesaurier De Bye zullen worden opgezocht.

9 Werkmeester Claes Gijsbertsz. verzoekt om betaling van de hutten die op de schans van Crèvecoeur zijn gemaakt.
Zijn verzoek is voor een beslissing overhandigd aan de RvS.

10 Simon van der Meyde verzoekt om een flinke som geld, als voorschot op het bedrag dat hem zal toekomen op grond van zijn declaratie die voor onderzoek in handen van thesaurier-generaal Van Goch is gesteld.
HHM besluiten dat de terugkeer van Van Goch moet worden afgewacht.

11 Op de declaratie van kamerbewaarder Jan van Herdersum ten bedrage van 42 gld. en 18 st. voor een voorschot over de periode 30 okt. 1629 tot 11 jan. wordt ordonnantie gedepêcheerd.

12 Beaumont rapporteert dat ambassadeur Camerarius nadrukkelijk aandringt op een resolutie naar aanleiding van zijn schriftelijke memorie van enige tijd geleden over buitensporig optreden door een kapitein van een oorlogsschip van dit land in de haven van Göteborg onder het kasteel. Hij zou een schip hebben afgevoerd, toebehorend aan inwoners van dit land.
De Admiraliteit te Amsterdam zal nogmaals worden gemaand zo spoedig mogelijk informatie te verschaffen over de overhandigde memorie.

13 HHM lezen het op 31 dec. 1629 opgestelde advies van het merendeel van de generaals van de Munt, over de op 12 okt. 1629 door generaal Nispe bij HHM ingediende memorie. Deze verzocht om een verklaring van HHM over het door de schepenen van 's- Gravenhage gewezen vonnis in de zaak van Michiel Jorisz. Apperlo. Daarnaast wil de suppliant weten waar hij de kosten kan verhalen van de gevangenhouding van Apperloo, waaruit hij bij vonnis is ontslagen.
Op het eerste punt van het verzoek besluiten HHM conform het advies dat men genoegen neemt met het vonnis van de schepenen zonder in beroep te gaan, om in verband met een onzekere uitkomst geen verdere kosten te maken, temeer daar men begrepen heeft dat de genoemde sententie met advies van rechtsgeleerden is gewezen. Op het tweede punt besluiten HHM dat brieven van adres zullen worden gegeven aan Nispe, bestemd voor de officier van 's-Gravenhage die Apperloo c.s. gevangen heeft genomen, om zich met diens hulp te kunnen verdedigen tegen de eis van kosten door Apperloo. De officier moet in deze zaak verder handelen, zoals hij in dergelijke zaken met andere delinquenten gewoon is te doen.

14 Fiscaal Willem Roelsius compareert ter vergadering met een schrijven van de Raad van Vlaanderen d.d. Middelburg 14 januari. Hij rechtvaardigt daarnaast mondeling de door hem ingestelde procedures tegen Josias Joosten, wonend onder Breskens, inzake enkele gestrande goederen. Deze waren door Joosten op het strand van Breskens en omgeving in beslag genomen en afgevoerd.
HHM besluiten dat de genoemde fiscaal zijn argumenten op schrift moet stellen, waarna zijn zaak op 26 jan. zoals hem geschreven is, gehoord zal worden. Daarna mag de fiscaal vertrekken naar Middelburg.

15 Femme Gerridtsz. dient een verzoek in dat wordt ondersteund door de burgemeesters en raden van Enkhuizen d.d. 24 dec. 1629. Hij vraagt om een vacant maandelijks traktement zolang hij nog niet feitelijk in dienst van het land is als kapitein, ter beloning van zijn bij verschillende gelegenheden bewezen vroomheid en dapperheid jegens de vijand.
De suppliant wordt 15 gld. per maand toegekend totdat hij weer tot kapitein bevorderd zal worden, waartoe hij bij de Admiraliteit in het Noorderkwartier zal worden aanbevolen.

16 Gepolst wordt wat de gedeputeerden van HHM die als getuigen de doop van de pasgeboren zoon van baron van Dohna zullen bijwonen als geschenk in de kamer en als pillegift zullen meenemen, alsmede met welke naam het kind zal worden gedoopt. Men heeft erop nagezien wat bij dergelijke gebeurtenissen eerder gebruik was.
HHM machtigen de gedeputeerden om in de kraamkamer 600 gld. te schenken en het kind te laten dopen met een naam die zij geschikt zullen vinden. Wat betreft de pillegift heeft men nog geen besluit genomen.