Tijdens het werk aan de brieven van Johan de Witt komen we vaak bijzondere zaken tegen. Dat kunnen noemenswaardige personen zijn, vreemde voorvallen, persoonlijke voorvallen, opvallende materiële zaken, enzovoort. Vooruitlopend op de lancering van de database met de correspondentie van Johan de Witt zullen we hiervan via blogpagina's en tweets regelmatig melding maken. Volg ons daarom ook via Facebook: Johan de Witt NL, Instagram en Twitter: @JohandewittNL.
 
Live vanaf de Zeven Provinciën
Ooggetuigenverslag van Cornelis de Witt van de tocht naar Chatham
 
Het is 11 juni 1667 als Cornelis de Witt vanaf het schip de Zeven Provinciën een brief aan zijn broer Johan schrijft. Het is een brief uit een grotere reeks.(1) Het schip bevindt zich voor de kust bij Westkapelle, Zeeland. (2) In een paar dagen zal Cornelis met de rest van de vloot naar Engeland varen. De missie is onderdeel van de Tweede Zeeoorlog die de Republiek op dat moment met Engeland voert.(3) Vanaf 1665 zijn beide landen al met elkaar in oorlog. Naar aanleiding van onder andere conflicten in de koloniën(4) en de onenigheid over de toekomst van Willem III(5), proberen beide landen elkaars koopvaardijschepen te kapen, om zo te bepalen welke natie heerst over zee. Daarnaast wordt over en weer getracht om de oorlogsvloot tot zinken te brengen. Als onderdeel van dit beleid vaart de Nederlandse vloot in juni 1667 richting Chatham - de belangrijkste basis van de Engelse vloot.
 
 
Als gedeputeerde te velde houdt Cornelis zijn broer, die in Den Haag is achter gebleven, op de hoogte. In zijn eerste brief laat Cornelis weten: 'Ick hebben niets te voegen bij 'tgene wij huyden aen haer Ed. Groot Mo.(6) geschreven hebben.' Het enige dat het vermelden waard is, is dat de klerken nog niet zijn aangekomen, waardoor brieven niet gekopieerd kunnen worden. Cornelis zal tot zij arriveren de informatie zelf moeten opschrijven.
Drie dagen later, op 14 juni, vertrekt de vloot in de richting van Rotterdam. Zowel in de ochtend als in de middag gaat Cornelis naar zijn kajuit om zijn broer schriftelijk te informeren over de laatste ontwikkelingen. In de middag laat hij Johan weten dat 'den Schout bij Nacht(7) Jan Gideons Verburgh soodaenich verswackt [is] dat wij niet hebben connen naerlaeten dat hij naer Hollandt opgesonden sal worden.' Dit alles met toestemming van de luitenant-admiraals De Ruyter en Van Ghent. Als oudste kapitein van de Admiraliteit van Amsterdam wordt commandeur Van der Zaen als vervanger aangesteld.(8)
Cornelis schrijft ook aan andere instanties, zoals de Staten-Generaal. Als raadpensionaris leest Johan deze brieven. In de brieven die Cornelis hem persoonlijk stuurt, staat aanvullende informatie.
Daarnaast laat Cornelis hier vaker zijn eigen mening in doorschemeren. Zo ook op 17 juni, wanneer de volgende brief uit de reeks wordt verzonden. In zijn brief aan de Staten-Generaal heeft Cornelis
gemeld dat door een stormwind voor de kust bij Engeland een aantal schepen van de Nederlandse vloot zijn beschadigd. De schepen met de landtroepen aan boord worden zelfs vermist.
Vlak voor het schrijven van de brief opent Cornelis een geheime resolutie die hij van zijn broer heeft meegekregen. Deze mocht pas gelezen worden wanneer de vloot in de monding van de Theems zou
zijn aangekomen. In de resolutie staat dat de Nederlandse vloot de rivier richting Chatham moet opvaren om onderweg zo veel mogelijk schepen en opslagplaatsen aan wal te vernietigen.(9)
Verschillende officieren zijn onrustig en willen het geheime plan niet uitvoeren, laat Cornelis de Staten-Generaal weten. Cornelis is echter van mening dat 'wij niet t'eenemael onbequaem sijn.'
Aan Johan schrijft hij dat hij er alles aan zal doen om het plan uit te voeren.(10)
 
Jan van Leijden, De Hollanders steken Engelse schepen in brand tijdens de Tocht naar Chatham, 20 juni 1667. Olieverf op paneel, 1667-1669; 93 x 156,5 cm. Rijksmuseum Amsterdam 
De officieren blijven het geen fijn idee vinden om met de schepen de Medway op te moeten varen. Uiteindelijk vertrekken 17 kleinere schepen en fregatten in de richting van de rivier. Cornelis reist mee op het schip de Agatha van Van Ghent. Eenmaal aangekomen schrijft hij op 21 juni: 'Ick soude seer gaerne met eenige schepen ende cleyn vaertuych oploopen naar Chattam.' De vissers hebben hem bericht dat de oorlogsschepen hier nooit in één keer doorheen kunnen varen. Ze lopen altijd wel minstens één keer vast. Het zou het beste zijn om aan land te gaan, en met soldaten naar Chatham te trekken. Er zijn echter te weinig soldaten, en het lijkt Cornelis niet verstandig om matrozen aan land te laten gaan. Ze zullen alleen maar 'loop plunderen' en veel te veel drinken. De dag ervoor zijn er al verschillende matrozen aan land gegaan, waar ze zes tot acht huizen in brand hebben gestoken en vee geroofd. 'Het schijnt ongeloefflijck dat diergelijcke menschen in de wereldt gevonden connen worden.'(11)
Op 22 juni trekt de vloot dan toch richting Chatham. 'Sijn tot noch toe door Godes genadigen zegen met de gewenschte successen heerlijck gecroont,' jubelt Cornelis op 23 juni na het veroveren
van het Engelse vlaggenschip de Royal Charles. Deze gebeurtenis is een vernedering voor de Engelsen. Met het verlies van hun vlaggenschip komt een nederlaag van deze zeeslag steeds dichter bij. Ook het
doorvaren van de ketting die de Engelsen in de rivier de Medway hebben gespannen, zorgt voor gezichtsverlies aan Engelse zijde.
Naast een verslag van de gebeurtenissen laat Cornelis zijn broer ook weten dat Van Ghent en De Lieffde 'met sonderlingen ijver tot executie van de gegeven ordres hebben gearbeydt.'(12)
Door aan te geven welke officieren en kapiteins naar de bevelen hebben geluisterd, weet Johan wie hij kan vertrouwen voor een volgende missie.
 
 
De spiegelversiering wordt van het schip gehaald, en is tegenwoordig nog steeds te bewonderen in het Rijksmuseum. Anoniem, Spiegelversiering Royal Charles. Hout en verf, 1663-1664; Rijksmuseum, Amsterdam. 
Omdat de rivier steeds ondieper wordt, besluit Cornelis op 24 juni dat het tijd wordt om terug te keren. Vanuit Den Haag heeft hij de opdracht gekregen om nog voor langere tijd in de monding van de Theems te blijven liggen. Op deze manier kan er druk worden gezet op de onderhandelingen met de Engelsen die op dat moment gaande zijn in Breda. De vloot blijft nog tot zeker eind juli voor de kust van Engeland liggen.
Nadat Cornelis weer aan boord is gekomen van het schip de Zeven Provinciën, schrijft hij, behalve over de zaken die in Engeland gebeuren, nogmaals over zijn klerken. 'De clercquen, mette verscreven missive overgesonden, souden noch wel een jaer dienen school te gaen, om te leeren schrijven; edoch om die luyden niet te affronteren, sal deselve bij mij behouden.' Ze zijn echter niet bekwaam om iets aan te dicteren, aldus Cornelis.(13)
 
Jan de Baen, Verheerlijking van Cornelis de Witt, met op de achtergrond de Tocht naar Chatham. ca. 1667 Rijksmuseum Amsterdam. 
Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda getekend, waarmee de Tweede Engelse Zeeoorlog ten einde kwam. Door de winst tijdens de tocht naar Chatham pakte het verdrag positief uit voor de Republiek. Als vertegenwoordiger van de Staten-Generaal aan boord van de vloot heeft Cornelis een belangrijke rol gehad in de tocht. Zowel Johan als Cornelis ontvingen veel lof voor hun rol in het beëindigen van de oorlog. Cornelis liet zich naar aanleiding hiervan trots portretteren met als achtergrond scénes uit de Tocht naar Chatham.
 
Kaart van de tocht naar Chatham met vermelding van de verzendplaatsen van de brieven van Cornelis de Witt. By OSeveno, using work created by User:Memnon335bc (Own work: adaptation of File:RaidMedwayKarte.svg) [CC BY-SA 4.0 (http://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0)], via Wikimedia Commons 
Marinka Joosten, 17 mei 2017
Noten
- (1) In het archief van De Witt Beijerman, waar zich acht brieven van Cornelis aan Johan bevinden, die geschreven zijn tijdens de tocht naar Chatham, is de brief van 11 juni de eerste. Cornelis bevond zich al eerder op het schip, en schreef op 7 juni de eerst brief van de reeks. Deze bevindt zich, samen met de brieven van 8, 9 en 10 juni niet in het archief De Witt Beijerman. De brieven worden wel vermeld in: Brieven aan Johan de Witt, deel 2 1660-1672, eds. Robert Fruin en N. Japikse (Amsterdam 1922), 315â317.
- (2) Cornelis de Witt aan Johan de Witt, 11-06-1667. Archief NL-HaNA, De Witt Beijerman 3.20.66.01, inv.nr. 4.
- (3) Voor meer informatie over de Tweede Engelse Oorlog en de aanloop naar de Tocht naar Chatham, zie onder andere: Jonathan Israel, De Republiek 1477-1806 (Franeker 2001) 844-857; Ronald Prud'homme van Reine, Rechterhand van Nederland. Biografie van Michiel Adriaenszoon de Ruyter (Amsterdam 2007); Luc Panhuysen, De Ware Vrijheid: de levens van Johan en Cornelis de Witt (Amsterdam 2005).
- (4) Zie hiervoor ook de blog over Goeree of Île de Gorée?
- (5) De Engelse koning Karel II wilde zijn Nederlandse neefje Willem III als stadhouder aangesteld zien. De Republiek bevond op dat moment echter in het Eerste Stadhouderloze Tijdperk en voelde er niet veel voor om Willem III tot stadhouder te kronen.
- (6) Groot Mogende = Staten van Holland en West-Friesland.
- (7) De schout-bij-nacht is de derde officier in rang na luitenant-admiraal en vice-admiraal.
- (8) Cornelis de Witt aan Johan de Witt 14 juni 1667. Archief NL-HaNA, De Witt Beijerman 3.20.66.01, inv.nr. 4.
- (9) Panhuysen, De Ware Vrijheid, 332-340.
- (10) Cornelis de Witt aan Johan de Witt 17 juni 1667. Archief NL-HaNA, De Witt Beijerman 3.20.66.01, inv.nr. 4.
- (11) Cornelis de Witt aan Johan de Witt 21 juni 1667. Archief NL-HaNA, De Witt Beijerman 3.20.66.01, inv.nr. 4.
- (12) Cornelis de Witt aan Johan de Witt 23 juni 1667. Archief NL-HaNA, De Witt Beijerman 3.20.66.01, inv.nr. 4.
- (13) Cornelis de Witt aan Johan de Witt 25 juni 1667. Archief NL-HaNA, De Witt Beijerman 3.20.66.01, inv.nr. 4.