Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
L00216
19-7-1965
Actoren
Brief
Samenvatting
Luns stuurt naar aanleiding van de nota van Den Uyl een brief aan Cals inzake de coördinatie van het EEG-beleid. Daarin suggereert hij of het kabinet een onderzoek kan laten doen naar de nut en noodzaak van de voorgestelde fundamentele herziening van de bestaande regelingen. Bovendien vraagt hij zich af wat de bestaande regelingen inhouden. Om een goed beeld te geven, zet Luns vervolgens uiteen welke rol Buitenlandse Zaken tot dan toe bij de EEG-beleidsvorming heeft gespeeld. Volgens Luns heeft Buitenlandse Zaken vanaf het begin aan een algemeen coördinerende taak vervuld ten aanzien van de beleidsvorming in Den Haag. Daarbij heeft het departement nooit de verantwoordelijkheden van andere ministers ten aanzien van de EEG ontkend. Luns zoekt de oorzaak van de wrijvingen tussen beide departementen niet in de taakverdeling tussen beide ministers, maar in de apparaten. Het Statuut van het DG BEB kende aan BEB een coördinerende functie toe ten aanzien van het buitenlandse economische beleid van Nederland. Dit statuut is nimmer aangepast aan de door de EEG gewzijigde situatie. De moeilijkheden tussen beide departementen doen zich herhaaldelijk voor ten aanzien van associatiekwesties. Luns suggereert de volgende richtlijn vast te houden:
- De verantwoordelijkheid voor het totale Europese beleid behoort te berusten bij de minister van Buitenlandse Zaken;
- De minister/staatssecretaris van Buitenlandse Zaken dient dus ook op te treden als voorzitter van de Coördinatiecommissie voor Europese Integratie- en associatieproblemen;
- Het contact met buitenlandse posten over Europese zaken dient te lopen via het departement van Buitenlandse Zaken;
- De Nederlandse Missie te Brussel coördineert alle contacten daar ter plaatse met de EG.