L00224
30-06-1966
Actoren
Brief
Samenvatting
Coördinatie van het EEG-beleid. Concrete moeilijkheden waarvoor nog een oplossing moet worden gevonden.
Cals stuurt een brief waarin hij voorstelt te komen tot een nadere regeling van de huidige competentieconflicten. Het is niet mogelijk de behartiging van de gehele associatieproblematiek toe te wijzen aan één minister. Iedere taakafbakening zal voor beide departementen bezwaren opleveren, maar verdient toch de voorkeur. Cals stelt voor om af te zien van een poging de primaire beleidsverantwoordelijkheid van elk van de ministers gedetailleerd te omschrijven. Het is wel nodig om een regeling te treffen inzake de afbakening van de bevoegdheden van coördinatie en aanwijzing van delegtievoorzitters in werkgroepen. Het lijkt Cals raadzaam deze beide bevoegdheden in één hand te houden: aan weerszijden van de te trekken grens dient één minister bevoegd te zijn om de fuctionarissen/instanties aan te wijzen die op ambtelijk niveau de beleidsvoorbereiding in Den Haag coördineren en het voorzitterschap bekleden van Nederlandse delegaties. Cals stelt vervolgens een taakafbakening voor aan de hand van de stadia die een bepaalde associatie-aanvraag doorloopt. Hij stelt voor de competentie in de eerste stadia te leggen bij Buitenlandse Zaken en in laatste instantie, wanneer het vooral om de economische invulling gaat, te leggen bij Economische Zaken. In gevallen waar twijfel bestaat, dient een besluit te worden genomen op ministerieel niveau. Vervolgens gaat Cals in op specifieke problemen.
Bijlage: taak en positie van de PV van Nederland bij de EG
Cals stuurt een brief waarin hij voorstelt te komen tot een nadere regeling van de huidige competentieconflicten. Het is niet mogelijk de behartiging van de gehele associatieproblematiek toe te wijzen aan één minister. Iedere taakafbakening zal voor beide departementen bezwaren opleveren, maar verdient toch de voorkeur. Cals stelt voor om af te zien van een poging de primaire beleidsverantwoordelijkheid van elk van de ministers gedetailleerd te omschrijven. Het is wel nodig om een regeling te treffen inzake de afbakening van de bevoegdheden van coördinatie en aanwijzing van delegtievoorzitters in werkgroepen. Het lijkt Cals raadzaam deze beide bevoegdheden in één hand te houden: aan weerszijden van de te trekken grens dient één minister bevoegd te zijn om de fuctionarissen/instanties aan te wijzen die op ambtelijk niveau de beleidsvoorbereiding in Den Haag coördineren en het voorzitterschap bekleden van Nederlandse delegaties. Cals stelt vervolgens een taakafbakening voor aan de hand van de stadia die een bepaalde associatie-aanvraag doorloopt. Hij stelt voor de competentie in de eerste stadia te leggen bij Buitenlandse Zaken en in laatste instantie, wanneer het vooral om de economische invulling gaat, te leggen bij Economische Zaken. In gevallen waar twijfel bestaat, dient een besluit te worden genomen op ministerieel niveau. Vervolgens gaat Cals in op specifieke problemen.
Bijlage: taak en positie van de PV van Nederland bij de EG