Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
3. Voorstellen inzake politieke samenwerking tussen de Zes

De discussie concentreert zich op de vraag welk beleid Nederland moet voeren de komende tijd met betrekking tot de Franse voorstellen inzake politieke samenwerking tussen de Zes. Klompé is van mening dat het Nederlandse streven gericht is op een verenigd Europa, waarbij het van belang is dat de Europese markt zo groot mogelijk wordt en dus dat een verdieping van de contacten met Engeland nodig is. Ze stelt voor de komende conferentie in Bonn te komen met een positief plan, waarbij Nederland de totstandkoming van een politiek gesprek tussen de Zes onder een aantal voorwaarden aanvaardt. Zijlstra wijst er op dat Nederland grenzen moet trekken waarbuiten Nederland niet meer meedoet, en daarbij het belang in het oog houden dat men door de Adenauer-De Gaulle-fase heen moet. Luns wijst erop dat wat De Gaulle voorstelt niet een politieke samenwerking in het kader van de Zes is, maar een ouderwets verdrag van alliantie dat evengoed zonder de EG bestonden gesloten zou kunnen worden. In het doen van concessies schuilen belangrijke gevaren, omdat het gevaar acuut wordt dat de EG alleen nog uit een aantal technocraten zal bestaan. Hij is verder voorstander om zoveel mogelijk tijd te rekken. Marijnen is het hiermee eens, aangezien Frankrijk een confederatie wil en niet de economsiche integratie naar het politieke terrein wil uitbreiden. Concessies hebben dan niet veel zin. Luns ziet het meest in het handhaven van een Nederlands 'nee'. Uiteindelijk wordt besloten om de route zoals in de notitie van Luns wordt aangegeven aan te houden.