Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
14a. Ontwerp van een memorandum bestemd voor de regeringen van de KSG-landen (Nota minister van Buitenlandse Zaken, 30-1-1953)
Beyen deelt mede dat het nieuwe memorandum door als verdere uitwerking van het Nederlandse standpunt is opgesteld. Hij wil dit rondzenden als persoonlijke uiteenzetting. T.a.v. de directe verkiezingen zijn er in de andere landen stromingen om dit wel te aanvaarden; de minsiterraad wil echter vasthouden aan zijn afwijzing.
Mansholt meent dat integratie op agrarisch terrein niet zal lukken als deze niet gepast wordt in een algemener raam. Hij wil de afwijzing van directe verkiezingen enigszins nuanceren. Algera blijft wel vasthouden aan afwijzing. Hij vindt het bevreemdend dat de verkeersintegratie niet wordt genoemd. (punt 14b: gaat de raad akkoord met zijn nota van 12 januari indien de Hoge Autoriteit hieruit wordt geschrapt)
Zijlstra meent dat een douaneunie de beste methode is voor verdere integratie.
Drees vreest voor competentiegeschillen tussen de Hoge Autoriteiten van KSG, EDG em de politieke autoriteit. Hij opteert voor één politieke hoge autoriteit. Als een werkelijke gemeenschap zal het op den duur ook tot dirdte verkiezingen komen, maar hij wil voorlopig vasthouden aan indirecte verkiezingen.
De raad gaat akkoord met het concept.