Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
3a. Het EDG-verdrag.
Van KVP- en AR-zijde bestaat het voornemen om op grond van artikel 62 sub b van de Grondwet een voorbehoud te maken, in die zin, dat uitvoerings-overeenkomsten de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeven. Directe aanleiding was de kwalificatie van het Franse protocol ex art. 13 als uitvoeringsovereenkomst. De minister-president had dit tot een oplossing willen brengen door de protocollen in de goedkeuringswet op te nemen. Hij heeft het gevoel dat de Kamerleden nu de mogelijkheid aangrijpen om voor de rechten van de Kamer op te komen. Instemming door parlementen maakt het voor een supranationaal orgaan wel erg moeilijk om te werken. Hij vreest ook voor een negatieve voorbeeldfunctie van Nederland.
Van de Kieft, Mansholt en Zijlstra menen dat een voorbehoud t.a.v. de uitvoeringsovereenkomsten het verdrag in wezen aantast en zouden het dan ook onaannemelijk verklaard willen zien. Cals en Donker ontraden echter de kwestie principieel te spelen; het zou een averechts resultaat hebben. Besloten wordt de tekst van het amendement af te wachten en de taktiek aan de betrokken ministers over te laten.