S00284
25-10-1954
Actoren
Notulen Ministerraad
Samenvatting
3e. Associatieverdrag van KSG met Groot-Brittanniƫ. (brief minister van Economische Zaken, 23-10-1954).
Volgens Zijlstra is de principiƫle vraag waarover de raad een beslissing moet nemen de vraag of Nederland akkoord kan gaan met deze eerste stap van associatie met Engeland zonder dat het verdrag iets bepaalt over de economische inhoud van de associatie. Impulsief zou spreker hier nee op zeggen, maar hij meent toch dat Nederland hiermee akkoord moet gaan. Ook Beyen en Drees menen dat Nederland moeilijk nee kan zeggen.
De raad gaat dan ook akkoord met het sluiten van het associatieverdrag op voorwaarde dat alle zes KSG-landen in de Associatieraad vertegenwoordigd zullen zijn en een duidelijke passage over een nader verdrag inzake de economische materie van deze associatie.
Volgens Zijlstra is de principiƫle vraag waarover de raad een beslissing moet nemen de vraag of Nederland akkoord kan gaan met deze eerste stap van associatie met Engeland zonder dat het verdrag iets bepaalt over de economische inhoud van de associatie. Impulsief zou spreker hier nee op zeggen, maar hij meent toch dat Nederland hiermee akkoord moet gaan. Ook Beyen en Drees menen dat Nederland moeilijk nee kan zeggen.
De raad gaat dan ook akkoord met het sluiten van het associatieverdrag op voorwaarde dat alle zes KSG-landen in de Associatieraad vertegenwoordigd zullen zijn en een duidelijke passage over een nader verdrag inzake de economische materie van deze associatie.