Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
De Coördinatiecommissie bespreekt het Franse plan voor de vrijhandelszone en een concept-voorstel van Landbouw voor de landbouw in de vrijhandelszone.
Bentinck herinnert eraan dat het Nederlandse standpunt was, dat de landbouw in de vrijhandelszone moest worden opgenomen, hoewel niet op dezelfde wijze als de industriële sector. Van belang is dat een zo liberaal mogelijke regeling tot stand komt, die een tegenwicht kan vormen voor te protectionistische tendenzen van de zes. Besloten wordt dat LVV een document zal opstellen dat voor de ministerraad en t.z.t. bij de onderhandelingen gebruikt kan worden. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de door de vergadering geaccepteerde gedachte van de confrontatieprocedure.
Volgens Strengers is het Franse plan onacceptabel voor de vijf partners en men verwacht dat de besprekingen zeer moeilijk zullen worden. De Fransen verwachten van de Europese Commissie een compromis en vertrouwen erop dat de Commissie sterk tegen een vrijhandelszone gericht is. Voorgesteld wordt dat een eventueel plan van de Commissie eerst grondig zal worden bekeken, voordat het bij de 17 zal worden ingediend.
T.a.v. het Franse plan wordt geconcludeerd: 1) Décalage van drie jaar in de tariefafbraak is onaanvaardbaar vanwege de hieruit resulterende discriminatie. 2) De eis van harmonisatie der concurrentievoorwaarden als voorwaarde voor verdere vrijmaking is ten onrechte gesteld, aangezien de eis van vrijmaking primair is. 3) Nederland is tegen de sectorsgewijze benadering in de vorm van aparte akkoorden. 4) De voorstelen op institutioneel gebied zijn te vaag en te weinig vergaand. 5) Nederland is tegen de Franse visie op distorsies. 6) Nederland meent dat de overzeese gebiedsdelen bij de vrijhandelszone moeten worden betrokken. 7) Het opnemen van een bepaling dat maatregelen die tegen bepaalde objectieven ingaan, als annulering van het verdrag moet worden beschouwd, is onaanvaardbaar. 8) Bezwaar tegen onduidelijkheid over de financiële verplichtingen t.a.v. steun aan onderontwikkelde landen.