Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
Coördinatiecommissie, 8 april 1958
1. Nota voor de ministerraad over het plan van de Europese Commissie. De commissie concludeert dat er m.u.v. de landbouw weinig specifieke Nederlandse belangen zijn, die prioriteit genieten boven het belang van een overeenstemming tussen Engeland en Frankrijk. Het is niet goed mogelijk te bepalen op welke punten Nederland aan zijn standpunt moet vasthouden. Een tussenoplossing zou kunnen zijn dat Nederland zich niet verzet tegen een gemeenschappelijk document van de Zes, doch zich het recht voorbehoudt een eigen standpunt in de zeventien (van de OEEC) in te nemen.
2. Plan-Carli. Tijdens zijn bezoek aan Rome is Van der Beugel gebleken dat Carli de vrijhandelszone gunstig gezind is. In dit licht moet ook zijn plan worden gezien inzake grondstoffentarieven en -protectie. Strikt economisch is het plan verwerpelijk, maar politiek is het van groot belang een draai aan het plan te geven om de Italianen mee te krijgen. Bovendien moet met de Engelsen een compromis worden gevonden. Ook het z.g. distorsieprobleem dient te worden opgelost. Besloten wordt het Carli-plan nogmaals te bestuderen om na te gaan of het plan basis voor een compromis kan zijn.
T.a.v. de landbouw wordt Franke verzocht contact op te nemen met de Italianen en Belgen, opdat naar een gemeenschappelijk standpunt in de landbouw gezocht kan worden.