Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01517
07-10-1959
Actoren
Brief en aantekening
Samenvatting
De EEG en internationale hulpverlening aan economisch minder ontwikkelde landen.
In de afgelopen maanden is herhaaldelijkg, vnl. i.h.k.v. de handelspolitieke werkgroep in de EEG gesproken over de vraag of de EEG als Gemeenschap hulp moet gaan verlenen aan economisch minder ontwikkelde landen. Tot nu toe is vnl. gesproken over het verlenen van technische bijstand, waarbij vnl werd gedacht aan landen in Latijns-Amerika. Enkele landen staan hier welwillend tegenover, maar Nederland heeft bedenkingen geopperd op grond van de overweging dat het niet zinvol is als de EEG gaat concurreren met bestaande internationale organisaties. Over economische hulpverlening i.h.a. heeft alleen de Europese Commissie zich in vage zin uitgelaten.
Nederland zou de besprekingen kunnen ingaan met als uitgangspunten 1) dat handelsrestricties tegenover minder ontwikkelde landen slechts toelaatbaar zijn ter neutralisering van kunstmatige exportbevorderende maatregelen, 2) coördinatie van alle activiteiten op het gebied van internationale hulpvelening steeds mogelijk moet zijn, 3) afwijzing van de gedachte dat de EEG zelf technische bijstand aan onderontwikkelde landen gaat verlenen, 4) eveneens afwijzing van kapitaalhulp door de EEG.
Dit betekent niet dat Nederland volstrekt afwijzend moet staan tegenover elke vorm van economische ontwikkelingshulp van de zijde van de EEG. Hulpverlening past slechts in het kader van associatieverdragen die de EEG kan sluiten.
Zie ook