Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
Coördinatiecommissie, 6 januari 1960.
1. Inzake de Atlantische Economische Conferentie is een nota aan de ministerraad voorbereid. Het is nog onduidelijk in welke richting de gedachten t.a.v. deze conferentie zich ontwikkelen. Daarom is de nota weinig concreet. De Pous acht de tijd nog niet rijp voor het beleggen van zo'n conferentie. Ook de gedachten over een organisatie voor atlantische economische samenwerking zijn nog niet voldoende geconcretiseerd. Hij vraagt zich af of moet worden afgestapt van het beleid gericht op het totstandkomen op korte termijn van een Europese Economische Associatie en meer moeten worden toegelegd om iets met Atlantische economisch overleg te bereiken. Hij betreurt het dat de Benelux nog geen concrete gedachten heeft ontwikkeld. Nederland moet zich beraden op de toekomstige taak van de OEES. De aanwezige ambtenaren zijn wat positiever over het Amerikaanse initiatief.
Besloten wordt dat een aanvulling op de nota aan de ministerraad zal worden gemaakt, waarin o.m. gewaarschuwd wordt voor het verzwakken van bestaande instellingen en voorzichtig positief gereageerd zal worden op het voorstel tot de vorming van een nieuwe Atlantische organisatie.
2. Voorts wordt uitvoerig de notitie over de associatie van Griekenland bij de EEG besproken.