S01570
22-11-1962
Actoren
Brief en nota
Samenvatting
Concept-nota over 'Institutionele problemen van de EEG'.
Tijdens de MR van 12 oktober is besloten aan de hand van een nota een bespreking te wijden aan de institutionele opzet van de EEG en i.h.b. de parlementaire verantwoordelijkheid van de instellingen van de EEG voor de wijze, waarop deze de hen toegekende bevoegdheden uitoefenen. Sindsdien is van L&V vernomen dat in een aantal EEG-verordeningen betreffende de landbouw belangrijke beslissingsbevoegdheden in handen van de EEG-Raad zijn gelegd. De minister van L&V meent dat bij de vaststelling van verordeningen ten volle rekening dient te worden gehouden met de adviserende rol van het Europees Parlement.
Door aanvaarding van de EEG zal het onvermijdelijk zijn dat t.a.v. een aantal takken van overheidszorg de ministers geleidelijk aan ophouden de bevoegde en politieke verantwoordelijke bewindslieden te zijn met verantwoordingsplicht aan het nationale parlement. Zodra unanimiteitsbeslissingen in de Raad niet meer noodzakelijk zijn, neemt ook de invloed van nationale parlementen verder af. Een afdoende oplossing zou zijn het verlenen van wetgevende macht en budgetrecht aan het Europees Parlement. Op het moment is deze oplossing politiek nog niet te verwezenlijken. Een alternatief zou zijn dat de Raad zijn wetgevende bevoegdheid behoudt, maar deze voortaan slechts zou uitoefenen in overeenstemming met het Europees Parlement.
Conclusie is echter dat het voorshans niet mogelijk zal zijn een wijziging te brengen in de bestaande situatie. Daartoe zou verdragswijziging nodig zijn.
Tijdens de MR van 12 oktober is besloten aan de hand van een nota een bespreking te wijden aan de institutionele opzet van de EEG en i.h.b. de parlementaire verantwoordelijkheid van de instellingen van de EEG voor de wijze, waarop deze de hen toegekende bevoegdheden uitoefenen. Sindsdien is van L&V vernomen dat in een aantal EEG-verordeningen betreffende de landbouw belangrijke beslissingsbevoegdheden in handen van de EEG-Raad zijn gelegd. De minister van L&V meent dat bij de vaststelling van verordeningen ten volle rekening dient te worden gehouden met de adviserende rol van het Europees Parlement.
Door aanvaarding van de EEG zal het onvermijdelijk zijn dat t.a.v. een aantal takken van overheidszorg de ministers geleidelijk aan ophouden de bevoegde en politieke verantwoordelijke bewindslieden te zijn met verantwoordingsplicht aan het nationale parlement. Zodra unanimiteitsbeslissingen in de Raad niet meer noodzakelijk zijn, neemt ook de invloed van nationale parlementen verder af. Een afdoende oplossing zou zijn het verlenen van wetgevende macht en budgetrecht aan het Europees Parlement. Op het moment is deze oplossing politiek nog niet te verwezenlijken. Een alternatief zou zijn dat de Raad zijn wetgevende bevoegdheid behoudt, maar deze voortaan slechts zou uitoefenen in overeenstemming met het Europees Parlement.
Conclusie is echter dat het voorshans niet mogelijk zal zijn een wijziging te brengen in de bestaande situatie. Daartoe zou verdragswijziging nodig zijn.