Graaf Willem III machtigt Jacob bisschop van Zuden, heer Simon van Benthem en heer Gerard van Raaphorst, ridders, en Engebrecht rentmeester in Den Haag om degenen die vanwege de dood van graaf Floris V balling waren en weer in Amstelland waren teruggekeerd, te berechten en te verzoenen zodat zij in het land kunnen blijven.
Die biscop van Zuyden.
Een vermoedelijk voorbeeld van een schikking met een van de ballingen, waarop in de tekst wordt gedoeld, is te vinden in nr. AW 12.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema graveb van Heynnegouwenc etc. maken cond allen luden dat wi van onsen weghen macht ghegheven hebben ende gheven enen gheesteliken vader heren Jacob bi der ghenaden Gods biscop van Zuden, heren Zymond van Bentheme ende heren Gherardef van Raporst, riddere, ende Enghebrechte onsen rentemeyster in den Haghe, alle die ballinghe die ballinghe waren van ons neveng doet des grave Florens, dair God die ziele of hebben moet, die int land van Amestel weder in comen sien, te verdinghen ende te verzoene omghemoyth in den lande te bliven alse van der misdaet voirseyt, na hoir goetdenken; ende zo wat dat si alle viere dair toe doen zullen, dat zullen wi houden vast, zeker ende gestade ghelike jofi bi ons zelven ghedaen ware, sonder arghenlist.
In oirkonde desen brievej etc. Ghegheven tote Dordrechtk des dinxendaghes na Beloken Paesken int jaer ons Heren M° CCC° een en twintich.
Per l illos qui scripti sunt in littera.