Graaf Willem III erkent Jan Crupeland en Thonis, wisselaars te Brussel, de 400 pond Tournois schuldig te zijn die zij hebben beloofd te zullen uitkeren aan heer Rogier van Leefdaal, ridder, die deze som nog van hem te goed had vanwege achterstallig (rente)leen. – De graaf kent hem (nl. heer Rogier?) een jaargeld van 150 pond Tournois toe, en is daarmee geheel kwijtgescholden van de achterstallen; voorts zal hij hem belenen met een jaarrente van 40 pond Tournois. Crupeland en Thonis zullen de oorkonde van heer Rogier teruggeven.
Jan Crupelant ende Thonis, wisselairs.
De afsluitende notitie, in het verloren primaire register A wel opgetekend door Gerard Alewijnsz. (de mihi uit de tekst), lijkt te impliceren dat de graaf toch een regeling heeft getroffen met Rogier van Leefdaal, waarmee de tussenkomst van de Brusselse geldschieters was komen te vervallen.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema graveb van Heynnegouwenc etc. maken cond allen luden dat wi sculdich sien onsen goede vrienden Janne Crupeland ende Thonijs, den wisselaers van Broeselend, vier hondert pond Tornoysee, den groeten over zestien peninghe gherekent, die si voir ons beloift hebben heren Rogier van Levedale onse trouwen ridder, dien wise sculdich waren van achterstellen liene, die wilke somme van penninghe wi hem beloven te betailen tote Alre heyligherf misseg naist comende; ende waer dat si cost jof scade omme daden, dien souden wi hem op rechten met den hoeft ghelde.
In oirkonde etc. Ghegheven tote Valenchijn des donresdaghes voir Pinxter int jaer ons Heren M CCC zesh ende twintich.
i Dominus cum eo concordavit de CLj lb. Tornacensiumk annuatiml, quas dominus sibi debuit pro feodo; et de omnibus arriragiism que dominus sibi debuit de dicto feodo est totaliter per hoc absolutus. Et etiam assignabit super certum feodum suum viertich pond Tornacensiumn annuatim, quas tenebit in feodum. Eto mihi Crupeland et Thonijs reddent litteram domini Rogeri de dicta assignatione.
Per Willelmum camerarium dominio comitis.