Graaf Willem III verklaart dat vier met name genoemde ridders geen uitspraak hebben gedaan over de schade die zijn mannen te Hedel en omstreken hebben toegebracht aan de lieden van de graaf van Gelre en de heer van Cuijk die niet ook leenmannen of onderzaten van de hertog (van Brabant) waren.
Sgraven lude van Ghelre ende sheren lude van Cuyck.
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
Vgl. nr. BR 13.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema graveb van Heynnegouwenc etc. maken cond allen luden dat alsulke scade als onse lude, die wi te Hedeel ende dair ommetrentd ghesent hadden, deden sgraven lude van Ghelre ende sheren lude van Cuyc in brande, die shertoghen mannen jof sine lude niet en waren, dat diee here van Machlen, die here van Voirne, die here van Arcle ende hair Rogier van Levedale, riddere, dair off en ghen zegghen of gheseyt en hebben.
In oirkonde etc. Ghegheven tote Machlen des dinxendaghes voir sinte g Angnietenh dach int jaer ons Heren M CCC een ende twintich.
Per dominum de Voirne et de Arcle.