Bisschop Gwijde van Utrecht verklaart dat hij, na uitspraak daaromtrent door graaf Jan II en anderen, vanwege een schuld van 5000 pond zwarten Tournois aan heer Lambrecht de Vriese, ridder, en Alard van Buren, knaap, de kastelen Vreeland en Ter Horst overdraagt aan de graaf, die als overborg optreedt, voor zolang als die schuld en de bijkomende onkosten niet zijn terugbetaald.
Deze en de voorafgaande tekst (nr. CA 12) is door Melis Stoke ingeschreven in het Papieren cartularium (zie Burgers, Rijmkroniek.).
Littera heren Ghyen biscop van Utrecha van der burch ende der husinghe ter Horst, die hi den grave inde hant set.b
Onderstaande tekst is uitgegeven naar A. Hetgeen daar onleesbaar is geworden vanwege de slechte staat van het papier, is tussen rechte haken aangevuld naar afschrift B.
Vgl. het voorafgaande nr. CA 12.
¶ Wi Ghuyc etc. dat wi over die vijf dusent ponded [s]warter Tornoisee die wi scouldich sijn heren Lambrechtef den Vriezeg, riddere, ende Alardeh van Buereni, cnape, alse daer een hoech prince, onze [li]eve here ende broeder [h]ere Jan grave etc., sijn segghen mede utede ende met andren riddren ende cnapen die daer toe ghenomen waren, daer hi over borghe af es tusscen ons ende die vorseiden heren Lambrechtej ende Alardek alse omme die husinghe ende die borch ter Horst, hebben bewijst ende in die hant gheset onsen lieven here ende broeder vorgheseit grave van Henegouwenl etc. ende sinen nacomelinghen alle die husinghen ende die borghen te Vredelantm ende ter Horstn, in deser manieren dat men hem of sine nacomelinghen of haer boden ende cnapen niet daer af noch daer ut[e] doeno en sal vore dat hi of sine nacomelinghe al betaelt ende ghequijt sijn van die[n] vorseiden vijf d[u]s[en]t ponden, ende van allen coste ende scade die daer up loept of lopen sal, omme dat gh[e]lt te betaelne.
In or[c]onde etc. Ghegheven in den jare ons Heren Mo CCCo ende twep, des donresdaghes na sinte Jacopsq daghe.