Ri. prior van de predikheren en H. gardiaan van de minderbroeders te Utrecht geven vidimus van een oorkonde d.d. 1298 april (29) waarin graaf Jan I een aantal voorrechten toekent aan de kooplieden uit de stad Groningen die in plaats van naar het Zwin naar de stad Dordrecht of elders in zijn gebied komen.
Die stadt van Groenyngen.
Onderstaand vidimus is in dit afschrift ongedateerd, maar in de uitgave in OHZ, gebaseerd op de originele oorkonde, die in het Rijksarchief Groningen berust, wordt vermeld dat het stuk dateert van bovengenoemde datum; het zou dan op dezelfde dag zijn uitgevaardigd als de gevidimeerde oorkonde van graaf Jan I. Voorts ontbreken in het onderhavige afschrift in de datering van de grafelijke oorkonde de woorden feria tercia.
Universis Christia fidelibus presentia visuris, nos frater Ri. prior totusqueb conventus fratrum ordinis predicatorum, et nos frater H. gardianus totusque conventus fratrum ordinis minorum in Traiectoc, salutem in Domino. Noveritis nos privilegium Iohannis illustris comitis Hollandd civitati Groniensi collatum vidisse in hec verba.
Volgt de tekst van de oorkonde van graaf Jan I, uitg. OHZ V, nr. 3394.