Graaf Willem III, die aan heer Gerard graaf van Gulik 600 pond Tournois jaarlijks heeft toegekend voor de duur van diens leven, waarvoor deze zijn leenman is geworden, welk jaargeld deze heeft overgedragen aan diens zoon heer Willem, de schoonzoon van graaf Willem, belooft de opbrengst van de twee eerste jaren, zijnde 1200 pond, ten behoeve van heer Willem te betalen aan heer Arnoud genoemd Cleinarnold, ridder, meier van Aken, onder vaststelling van de betalingstermijnen en onder voorbehoud dat graaf Gerard niet komt te overlijden; een aantal met name genoemde personen staat borg voor deze belofte.
¶ Die grave van Gulic.
Het opschrift boven de tekst is blijkbaar van toepassing op zowel deze als de volgende oorkonde in het register, nr. DE 21.
Vgl. nr. DE 5, een lijst met namen van personen aan wie de graaf geld heeft betaald of een jaargeld schuldig is, waarin ook de graaf van Gulik figureert. Vgl. voorts nrs. DE 23-25, alsmede nr. BR 21.
Villicus Aquensisa habet tales litteras a domino comite, que comes quitat domino Willelmob de Iuliacoc.
Nos Willelmusd etc. notum facimus etc. quod de sexingentis libris Turonensiume annorum reddituum alias per nos nobili viro domino Geraerdo Iuliacensif comiti, nostro dilecto consanguineo, pro homagio nobis facto datis ad suam vitam, et quas idem dominus Geraerdus comes, remanens tamen noster fidelisg, domino Willelmoh primogenito suo, nostro genere dilecto, ulterius dedit et assignavit, quo adiunxit nomine ipsius a nobis levandis, solvere promisimus, et pro eodem domino Willemoi nostro genere promittimus dilecto nostro militi et fideli domino Arnoldo dicto Clemarnoyt, villicoj Aquensik, redditus duorum annorum immediate subsequencium, videlicet mille et ducentas libras Turonensiuml, grosso regis Francie pro sedecim denariis vel pagamentum equivalens computato, terminis infrascriptis videlicet trecentas libras dicti pagamenti in festo nativitatis Dominim proximo venturo, et trecentas libri dicti pagamenti in festo beati Iohannisn baptisteo immediatep subsequentiq, trecentasque libras eiusdem pagamenti dicto festo nativitatis Domini anno revoluto videlicet anno Domini vicesimo sexto, et ultimas trecentas libras in festo nativitatis beatir Iohanniss baptiste anno Domini vicesimo septimo, ea condicione interposita et adiecta: quodt si eundem dominum Geraerdum comitem Iuliacensemu mori contigeret, quod absit, ante nativitatem Domini proximam venturam, tunc nullam tenebimur facere solucione de pecunia antedicta; sed si post nativitatem Domini moriretur quocumque termino, tunc de dicta summa pecunie non tenebimur aliquam solucionem facere nisi de termino hora mortis sue tunc elapso. Pro promissis sunt fideiussores domini Arnoldusv de Barlw, Philippusx de Wilemby, Gerardusz de Pontea', Rutgherus de Ghelenkercb', Gerardusc' de Endelscorp, Gerardusd' e' Sternilf', Henricusg' Muyl de Bruchvelt, Arnoldus de Bachemh', milites, et Willelmusi' camerarius; et dominus comes ponet militem et quilibet fideiussorum famulumj' cum equo in hospitium aliquis.
Datum anno Domini Mo CCCo XXVo feria IIIIa post assumptionemk' Marie.
- heer Arnoud genoemd Cleinarnold, ridder, meier van Aken
- heer Willem van Gulik, zoon van graaf Gerard van Gulik en schoonzoon van graaf Willem III
- graaf Willem III
- heer Gerard graaf van Gulik
- heer Arnout van Baerl, ridder
- heer Filips van Wilemb.(?), ridder
- heer Gerard de Ponte, ridder
- heer Rutger van Geilenkirchen, ridder
- heer Gerard van Engelsdorf, ridder
- heer Gerard Sternil(?), ridder
- heer Hendrik Muil van Bruchfeld, ridder
- Willem (van Duivenvoorde) kamerling
- heer Arnoud van Bachem, ridder