Graaf Willem III gebiedt zijn opzichters van de zeevond in het ambacht Callantsoog dat zij de aldaar woonachtige lieden van de heer van Brederode in dezen geen onrecht doen, en bepaalt dat wanneer die lieden in dezen zelf onrechtmatig handelen, zij door de heer van Brederode zullen worden berecht; de laatste doet afstand van alle aanspraken op genoemde zeevond.
Roerende de zeevont int Oge.
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema graveb van Henegouwenc etc. ombieden allen onsen boden die onse zee vont verwaren in den ambochte int Oghe, die nu sien jof hier na wesen zullen van onsen weghen, dat ghi gheen onrecht noch onbesceyt en doetd des heren luden van Brederodee die woenachtich sien in den ambochte int Oghe; ende ware dat zake dat sheren lude van Brederodef voers. ombescheet jof onrecht deden an onsen zee vont voers. jof op den coepmannen jof an horen goede, dat sullen si verbeteren bi den here van Brederodeg na dat hi vinden sal bi sire wittelike waereyt dat si misdaen hebben, sonder arghelist, behouden onser heerlicheyt. Ende hier bi so heeft ons die here van Brederodeh quite ghescouden gheheelike ende al al dat hi te heysschen heeft jof heysschende mochte an den zee vont voerscreven.
In orkonde desen brieve bezeghelt met onsen zeghelei. Ghegheven in die Haghe des woensdaghes na Dertiendenj daghe int jaer ons Heren M CCC ende zestiene.