Graaf Willem III gelast baljuw, dijkgraaf en heemraden van (West-)Friesland dat zij de niet-verstoelde landen aldaar toewijzen aan de gemene parochies waarin zij gelegen zijn, die de bij deze landen horende dijken zullen onderhouden ofwel uit zullen geven aan personen die daartoe in staat zijn.
Roerende die dijckaedze van West-Vriesland.
In de marge een kruisachtig teken.
Van den dyck ende lant in Vrieslant.
Zie ook het in het register volgende nr. FR 21.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema graveb van Henegouwenc etc. maken cond allen luden. Want wi verstaen hebben dat onse lude in Vriesland so verstorven sien ende so verarmt also datter vele lands leghet ongheheert, dat sijn dijc niet maken en mach, daer onse land van Vriesland daer bi sere ghevreset es; zo sijn wi over een ghedraghen met allen onsen rade dat onse baeliu metten dijc grave ende metten heemraders van Vriesland dat ongheheerde land zetten sullen op den ghemenen kerspel daert onder leghet, diet bediken sullen jof die tland voert gheven zullen sulke luden diet macht macht hebben te bediken. Ende vinden si niemande tland te ghevene die moghende sijn tland te bediken, so zullen die ghemene kerspele daert land in gheleghen es tland verware tot horer behoef ende den dijc maken ghelike den anderen diken.
In orkonde etc. Ghegheven tote Aelbrechtsd berghe des dinxendaghes na sinte Lucas dach int jaer ons Heren Mo CCCo ende XXIo.
Per episcopum Zudenseme, Symonf de Bentemg et alios.