Graaf Willem III doet ten behoeve van zijn dochter Filippa, koningin van Engeland, afstand van al zijn rechten en aanspraken op het graafschap Ross in Schotland, met de bepaling dat wanneer zij kinderloos overlijdt die rechten en aanspraken weer aan hem of zijn erfgenamen zullen toevallen.
Vgl. het volgende nr. HE 64, een vrijwel gelijkluidende oorkonde, waarin evenwel de laatste bepaling ontbreekt. Waarschijnlijk betreft dit twee ontwerpteksten, mogelijk gebruikt in de onderhandelingen met de Engelse koning, waarvan er uiteindelijk natuurlijk maar één daadwerkelijk kan zijn uitgevaardigd.
Guillaumesa cuens de Haynnaub, de Hollandec, de Zeelande et sires de Frised faisons savoir a tous ke nous tout le droit et accione que nous avons et poons demander et requerre a le contetf de Ros ens leg royaume dEscoche, par cause de succession de nous predecesseurs, dont nous avons cause, nous avons donnei et donnons a no treschiere et amee fille Philippre, par le grasce de Dieu royne dEngleterreh, pour requerre et demander comme sen propre heritage et pour goyr et possesser paisivllement a tous jours, et ses hoirs de se cari apres li. Et senssi estoit ke de li defausistj sans hoir de se car, che que Dieus ne voillek mies, li ditte conteis de Ros revenroit a nous et a nous hoirs, et le porriens demander et requerre comme no propre heritage.
Par le tiesmoing de ches lettres saiellees de no propre seel. Donnés en lan mil CCC etl trente et trois, le markedym apres le jour de Pasques.